Uit de diepte - pagina 807
801
En wie geon vreemdeling is aan zichzelf mede aanleggen, en
aan al die gebelijden: »o, Mijn
zal
tuigenissen zijne hand God! ja voorwaar, ik
heb wel groote oorzaak, om mij voor verootmoedigen Eu met welke andere offeranden Gods zullen wij ons voor U buigen, dan met een gebroken geest en een gebroken, verslagen hart? suid militarer sub vana gloria ? Wat zou ik mij in een ijdelen pronk beroemen ?" Voorwaar, indien die lievelingen des Heeren, dan past ons zeker nog meer het kleed van ootmoed en poenitentie
ü
te
!
!
Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad Mijn zonden zie 'k mij steeds voor oogen zweven. 'k Heb tegen U, ja U alleen, misdreven; ;
Uw
wil en wet, hoe heilig, stout versmaad. heb gedaan, wat kwaad was in uw oogen. Dies ben ik. Heer! uw gramschap dubbel waardig. Ik
Uw gramschap! Maar ziet woord van onzen tekst, bij het
—
—
en
daarmee ontvangt het
heilig recht, een heerlijk recht
op ons hart de Heere »doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden" (Ps. 103 10). :
Hij
die dagelijksch zon vergeldt voor zonde, en goedertieren-
boosheid, en lankmoedigheid voor ongerechtigheid. zegt, die uit de duisternis licht schept, en uit ellende verlossing brengt; en die is tusschengetreden om onzen vloek om te zetten in zegen. Verdiende straf en onverdiend pardon. Wien de wet niet verootmoedigt, dien zal het Evangelie eene uiterste oorzaak der verteedering zijn. Immers, het lage dal onzer ellenden is gezocht en gezegend door de voetstappen van Hem, »die in de gestaltenis Gods zijnde, geenen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn maar heeft zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende" (Filipp. 2 6 en T-^, het kapittel des ootmoeds). Die gekomen is, »niet om gediend te worden, maar om te dienen, en zijne ziel te geven tot een rantsoen voor velen" (Matth. 20 28). Hij heeft den arbeid zijner ziel uitgediend, totdat Hij genade uit recht verkregen heeft, en genade voor recht kon schenken; en sieraad brengen voor asch, en vreugde-olie voor treurigheid en het gewaad des lofs voor eenen benauwden geest (Jes. 61 3). o, Voorzeker, wien die lof overkomt, en 't licht van die genade in de ziel valt, dien zal het kleed des ootmoeds het gewaad des lofs zijn. En hoe hooger, bij dat licht, het heerlijk recht van ootmoed rijst, des te dieper zal de toon jder verootmoediging doortrekken » Wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt en de zoon des menschen, dat Gij hem bezoekt ?" (Ps. 8 5). heid
Ja,
voor
wat meer
;
:
:
:
:
;
:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's