Uit de diepte - pagina 223

217 voegt de Heilige Geest er ons tekstvers aan toe. Dit blijkt woordje »want", waardoor ons tekstvers in onmiddellijk verband wordt gezet met het voorafgaande. Uit het gebruik van dit woordje »want" volgt, dat het achtste vers moet dienen als onomstootelijk bewijs van wat in het zevende is gezegd. De apostel weet zijn lezers niet beter te overtuigen van de waarheid van dit vers, van den rijkdom van Gods genade en goedertierenheid dan door ze te wijzen op hun eigen ervaring, op wat met hen gebeurt, wat door henzelven doorleefd is. Het is alsof hij zegt: »Ja, met het volste recht kan ik spreken van een rijkdom van genade en goedertierenheid; want immers gij, ja Efeziërs, die dood waart, gij zijt uit kracht van gij, die goedertierenheid levend gemaakt, gij zijt behouden, gij zijt !" uit kracht van die genade zalig geworden En voorzeker, beter bewijs is er niet te leveren, dat Gods genade oneindig rijk is, dan door te wijzen op doode zondaren, des doods schuldigen, die overgebracht worden uit den dood en ingezet in het eeuwige leven. Zulk eene omzetting, zulk eene wedergeboorte, zulk een wonder, kan alleen de genade tot stand brengen. Dit zal een ieder moeten toestemmen, die zich indenkt, wie en wat de mensch van nature is. Daartoe heeft men slechts te letten op wat er van dien natuurlijken mensch in de eerste verzen vermeld wordt, waar wij lezen, dat hij wandelt naar den overste van de macht der lucht; dat hij doet den wil des vleesches, welks bedenken vijandschap is tegen God dat hij van nature is een kind des toorns. üm zulk een kind des toorns van zijn rechtvaardig verdiende straf, n.1. den lichamelijken, geestelijken en eeuwigen dood te ontslaan, om zulk een des doods schuldige het recht ten leven te verwerven, hem erfgenaam van de zaligheid te maken, moet de goedertierenheid des Heeren in Christus over Hem oneindig rijk zgn. Want een zoodanige kan uit zichzelven nimmer tot behoudenis tot leven komen hij heeft door zijne bondsbreuk in Adam het eeuwig verderf over zich gebracht, hij maakt door zijn dadelijke zonden zijne schuld nog dagelijks grooter en Gods rechtvaardigheid blijft tegen hem is,

uit het

,

;

;

,

steeds nieuwe straf eischen.

Wel moet dus zalig zich

de genade oneindig rijk

zijn,

om

zulkecn

maken, want daartoe moet Christus zijne straf op nemen, in zijne plaats den dood ondergaan. Daartoe moet te

Christus

in

de wet vervullen, den eisch des Dit alles nu heeft Christus voor hen om, zonder eenige verdienste en daarom heet het van hen dat zij zalig wor-

zijne

plaats

werkverbonds volbrengen. zijn volk gedaan, buiten hunnerzijds

den uit

,

genade.

,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen