Uit de diepte - pagina 273

267 priesterheersehappij, welke voor zich eene

macht

opeischt, waar-

onze Heere Jezus in zijne koningsrechten en in zyne majesteit aangetast wordt? Ach, het getal der ontkomene kerken is zoo klein, vergeleken bij de honderden, die nog gekneld zitten in den strik, welke ter kwader ure haar om den hals is geworpen. Ware er meer geloof, zoovelen die wel zien, dat het leven hunner kerk gevaar loopt en dit nu verdragen, zouden in den naam des Heeren met afsnijding van de goddelooze kerkinrichting het werk der reformatie ter hand nemen. Van de liefde tot de heiligen heb ik niet noodig u te zeggen, in onze dagen maar al te zeer ontbreekt. dat zij helaas Toonen niet velen openlijk, dat zij vijanden der ware godzaligen zijn? Blijkt het niet hieruit, dat zij de gaarne getrouwe dienaren uitwerpen en allen, die met hen den weg der gehoorzaamheid bewandelen, verstooten ? En is de vyandschap by velen zoo groot niet, hoe toont men echter geen ware vereeniging met Gods volk te willen door te blijven samenwonen met. de verachters van God en zijn Woord en van de heilige sacramenten. Men belijdt wel de gemeenschap der heiligen te gelooven maar men loochent deze waarheid telkens door sprekende daden. Maar ook tot ons komt de vermaning »Dat de broederliefde blgve." Wij zullen Gods volk liefhebben, omdat zij van God geliefd zijn, omdat wy Gods beeld in hen zien. Wij zullen hen liefhebben met al hun gebrek niet dat ooit het kwade goed mag genoemd worden; maar in dien zin, dat wij in hen zullen dragen, wat God in hen verdraagt, en hunne gebreken niet breed uitmeten, maar in liefde bedekken, 'vooral bij dezulken, die daardoor in hunne boosheid zouden gestijfd worden. Waar Gods Woord nu in 's Heeren huis het eenig richtsnoer van geloof en wandel mag zijn, zullen de huisgenooten zich door geloof en liefde doen kennen. Zijn er soms in ons midden, wier hart tegen de bede van Paulus opkomt, wier hart er gaarne de beteekenis van vermindert, wij mogen het hun niet verzwijgen, dat zij nog een onwedergeboren hart bij zich omdragen. In zulk een hart kan geen geloof en dus ook Christus niet wonen, en zoolang gy Hem mist, is het niet wel met u. Ach, weest toch niet onverschillig omtrent uw waarachtig geluk. Bedriegt u niet voor de eeuwigheid. Als de heilige apostel het noodig oordeelde te bidden voor de heiligen te Efeze, wier heil hij zocht, zoudt gij dan uzelven opdringen, dat de wederbarende genade des Heiligen Geestes door u wel kan gemist worden? Gave God u oogen oóa te zien, dat gij arm zijt en naakt, ellendig en blind, dood in zonden en misdaden. Dan zoudt gij doen, wat Paulus deed en de knieën buigen voor den God en Vader van onzen

door

!

,

:

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen