Locus de Consummatione Saeculi - pagina 57

College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).

onderwerpen,

den

een

navrav

aTtoyicirdGraaig

schare der rechtvaardigen?

't

Laatste

dus,

of

het geval,

is

het alleen op de

slaat

want

vs.

11 nccaa yiaaaa

kan alleen slaan op de oprecht geloovigen, daar niemand kan zeggen Christus Jezus de Heere te zijn dan door den H. Geest, nav en e^o^oioyrjorjzai

Tiaaa zijn

enz.

hier in tegenstelling

geestelijke Israël

wordt

genomen met

in zijne totaliteit

Israël

(cf.

vs. 25 bij Jesaja)

genomen. Juist daarom echter

het

is

de

vermelding van de yiaxax&óvt.a opmerkelijk. Moet daaronder verstaan: zij, die in het graf zijn of zij, die in de Scheool zijn? De sTcovQavia toch kunnen de engelen zijn met exceptioneel gezaligden, die zich bijzonder onderscheiden hadden; Kuraxd'óvici doelt echter nooit op het

maar de

graf alleen, 10

7; let

:

op dat

a§v6aog

wordt

er

mee

bedoeld

(cf.

Ef. 4

:

8,

9

coll.

Rom.

de Hades. Zoo wettigt dit het vermoeden, dat door y.arax^'óvia bedoeld zijn de geloovigen, die onder de oude xccré^r]),

Paulus met dit bedeeling gestorven en de Scheool waren ingegaan; terwijl toch Paulus, als hij spreekt over de geloovigen, die in Christus sterven, altijd den blik opwaarts richt: „Hij zal ze tot zich trekken naar boven" en andere dergelijke uitdrukkingen, waarin gezegd wordt van de geloovigen na de hemelvaart, dat zij, als zij zullen ontslapen zijn, bij Christus zullen wezen. Hebr. 12 22, 33. Hier sprake van dezelfde KazaxQ-óvioL uit Filipp. 2 11, doch hier worden ze in den hemel gesteld. Immers de apostel spreekt in den allereersten tijd der christelijke kerk, waarin nog maar weinig christenen konden gestorven zijn dezen dus kunnen niet bedoeld zijn met nccvrjyvQst. Kal è-nnXriaïa, want deze woorden duiden eene groote schare aan. Dus kan alleen bedoeld zijn de schare der geloovigen van het Oude Verbond. Dezen dus, die Christus stelt êv yiulnm'A^Qaafi, Filipp. 2 als Karax^óvcot,, plaatst Hebr. 12 in den hemel en niet meer in de Scheool. Openb. 7 4 s.s. spreekt over de stammen Israëls en vs. 9 s.s. over de öx^os :

:

;

:

TtoXvg,

de gezaligden uit de heidenen, de volkeren lx nawog

è'&vovg enz.

Deze beide

groepen nu worden als èatpQayLaiièvot in den hemel gezien, ook al worden de geslachten Israëls van de volkeren onderscheiden en beide min of meer in verschillende conditie geteekend. Luk. 23:43. Christus belooft aan den moordenaar aan het kruis: „Heden zult

met

h ta naQadeLacp", dus niet „in den hemel", noch

„de Scheool", maar hemel? Nergens wordt het ons als zoodanig geteekend. Het behoort dan ook niet tot den ovQavóg, maar tot den -AÓafiog. Het gij

Mij zijn

„in het paradijs". Is dit de

paradijs

is

een deel van den

kleed' en overdropen.

de

aarde,

weten

we,

't

KÓafiog,

dat

met hemelsche

maar onder den hemel; van de dat

ze

heerlijkheid is over-

Staat dus in zaligheid en heerlijkheid en glans boven

door

het

paradijs

bewoners van het paradijs na het paradijs, in den hemel

eerste

heen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen