E voto Dordraceno - pagina 40
ZONDAG
28 Blijkbaar duidt de
Wet
HOOFDSTUK
II.
II.
op de onderscheidene uitingen van 's menzijn hart, van zijn behandel, en van al deze uitingen nu wordt de eisch hier
schen geest, op wat wij noemen de uitingen van wustzijn en van zijn gesteld,
dat
al
de levensbeweging, die er
in
plaats
grijpt,
haar
geheel
oorzaak en richtsnoer zal vinden in de liefde. Niet een gemoedelijke liefde naast onze neigingen, overdenkingen en handelingen, neen, maar een liefde, die achter alle deze drie schuilt,
deze drie werkzaam
al
is,
Alle zin, alle besef, alle
daad
kracht of oorsprong hebben dan
uw
mag
u
in
geen andere aandrift of stuw-
de allerzuiverste toewijding van heel
in
persoon en aanzijn aan den Heere uwen God.
En deze
eisch
wordt u zoo gesteld,
niet dat
ge allengs en van lieverlee
dezen hoogen trap van volmaaktheid komen moest; neen, maar
tot
onverbiddelijk gestrengen zin, dat ge, klein kind of groot man, grijsaard, nu en elk oogenblik
wezen
ooit eenige andere
en eeniglijk voortkomt is
in
en door elk dezer drie levensuitingen spreekt.
van
uw
beweging
leven, uit
God.
dezen
man
of
uw
geen der deelen van
dan die geheellijk
zult laten uitkomen,
uit liefde tot
in
Wet Gods
Ja, sterker nog, die
derwijs onverbiddelijk, dat ze ook voor iiw verleden u denzelfden ge-
strengen eisch oplegt. Nooit, geen enkel oogenblik, waart of
ge voor die in
Wet
bestaan, tenzij al
uw
zijt
ge goed voor de
levensweg en heel
de diepste en verborgenste roerselen van
uw
hart,
uw
Wet
of kunt
persoon
tot
enkel door zuivere
voor den Heere worden bezield.
liefde
Dit
ligt
uw
en al
in
dat liefhebben met
uvv^
gansche
hart,
uw
gansche verstand,
kracht.
Geen beproeven, geen pogen, geen streven dus. Voor de Wet Gods moet een ieder onmiddellijk en zonder ophouden gansch volmaakt zijn. Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het Boek der Wet, dat hij dit doe!" En ook: ,,Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is." ,,
Juist in de Liefdewet ligt voor
hem voor een
den eens gevallen zondaar dus,
wijl
volstrekte onmogelijkheid plaatst, zijn diepste ellende;
zij
maar
tevens ligt in deze diepe opvatting van de Wet toch ook de hoogste eere, waartoe God een mensch verwaardigt, en de machtige handgreep, waarmee God Almachtig ons gevallen geslacht ophoudt. o,
Ge
hebt gelijk, het
is
een vreeslijke wet, die
Wet Gods,
aflaat,
eer ik alles uit enkel liefde zon, bedacht en volbracht;
die de
wanhoop
in
de ziele stort en onmenschelijk zou
zijn,
die
een
zoo ze
nooit
Wet niet
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's