E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 352

XXXII. HOOFDSTUK

ZOND.

354

Toch

ook

is

nog onzuiver, omdat, wat

dit beeld altoos

arme

voor den

ook

doet,

hy nooit macht over

dus niet het besef van dankbaarheid in de ,

Heere doen. Anders

de

III.

ziel

innerlijk

weldaden u

kind met

zijn vader.

u ook

is

Hij het dus

in het hart

altoos het beeld door Jezus zelf gekozen, zelf

nog

alles.

Ook

hij

werkelyk

deeltelijk

is

dit, ge-

een vrucht van gezindheden, die vader zelf door

zü'n

kind heeft ingeprent.

zijn

heeft het Kohlbrügge kwalijk genomen, dat

ons het gevoel van dankbaarheid duidelijk

bedoeling

het dus

vader niets toebrengt.

zijn

althans,

om

van een

al vereert

het kind liefde en dank in zijn hart voelt opkomen,

Men

Het

niets verdient, leeft bij

En waar

opvoeding in

door

toch dat geschenk gekocht voor geld, dat

is

van vader ontving, zoodat

hij

hem

en dankbaarheid instorten

liefde

Een jong kind, dat

vader een geschenk, dan

zijn

maar

tot een loopen in zijn geboden.

vader in huis en ontvangt van vader

zijn

.

bewijst,

van

beweegt en bekwaamt

komt dan ook

naast

en

zijn hart heeft,

zyn hart koud en ongevoelig. Hier daaren-

blijft

zijnen Heiligen Geest de gevoelens 11

weldoener

kan geven. Dat moet God

tegen waar God de Heere zelf als iiw weldoener optreedt, zelf, die niet alleen zijn

die

nog zoo verkeerd

hierbij

niet.

hij

op den hond wees,

maken. Toch was

te

zijn

Metterdaad toch heeft God de

Heere aan een hond een instinct van dankbaarheid ingeschapen, dat werkt als

zelfs

geslagen

hij

wordt,

en waaruit voor ons meer

dan de meesten denken. Slechts had men hierin

van een

dier

altijd

een

zijn

vader in

te leeren valt,

dat het instinct

geheel ander karakter draagt, dan het zedelijk

leven van een kind van God, en daarom dat

gelijk,

dankbare

liefde

mint,

blijft

het beeld van het kind,

altoos edeler en

meer

Schrif-

tum-lijk.

Slechts houde te .

kort

eigen

schiet.

leven

men ook

bij

het kind in het oog, dat het beeld nóg altoos

Het kind heeft ook tegenover

in zijn hart, dat buiten vader

God daarentegen geen enkele beroering der van zijnen Vader

in de

hemelen

in

hem

is

zijn

vader nog altoos een

omgaat; ziele ten

terwijl het kind

van

goede kent, die niet

uitgegaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen