E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 618
Derde deel
620
ZOND.
Heeren." omdat dat
zou
we
om
XXXVI. HOOFDSTUK
blijven protesteeren tegen elk gebruik
ons privaat voordeel of belang
te
afvergt
of
hem
de nood
eere
ter
Gods of
ons vergt. Nooit uit zelfÈucht, altoos alleen
En wie
het
is uit
dien hoofde,
van den eed dat strekken
bevorderen en met onze vaderen
blijven belijden, dat de eed alleen geoorloofd
zeggen
En
ernst er onder wegglijdt.
de
YI.
hem
Overheid
als de
is,
uit liefde tot
ook hier de
uit liefde is
dien regel overschrijdt, zondigt. Dat altoos gereed staan „Ik wil er een eed op doen."
:
van
gatellen
aanbelang,
luttel
ook ten ernstigste,
als
regel.
met
moet dan
gelijk te krijgen
van lichtvaardigen zin en luchthartige
blijk
te
wil er op zweren," vaak in ba-
,.ik
om maar
of
ons
den naaste van
le-
Wie dat zoo telkens in den mond heeft, zal in den regel een leugenachtig mensch zijn. Immers, zij die de waarheid eeren. onthouden zich van zulke hoogmoedige taal. Van hun lippen hoort vensopvatting veroordeeld.
ge zulke betuigingen zoo goed als nimmer.
Moet zoo de eed opgevat, dan volgt hier van
zelf uit, dat de
van haar onder-
alleen in hare hoedanigheid als dienaresse Gods, den eed
kan
danen
mag
en
Neemt
afeischen.
macht buiten God, dan wordt de eed
om
gebezigd
aan de beteekenis van den
ook tevens, Overheid
als
niets anders
loozen Staat
eed vasthouden,
maar een middel dat dan
wapen tegen de
leugen, bot wordt geslagen, zoodra de
prijsgegeven. In den godsdienst-
daarom de eed een ongerijmdheid. Hoe toch
is
heid, die zelve niet
oplegt?
En
te
rekenen, in al die gevallen v/aarin
als eed bedoeld
rekenen, dan vraagt is.
ze-
bij
Overheid optreedt.
den eed
Zeker terecht heeft
een eed, die door haar zelve
men dan ook van meer dan
zijde reeds ingezien, dat de Overheid, of afstand zij,
zij
de verplichting voor haar onderdanen
legt ze in dien eed niet te
zal de Over-
met God rekent, haren onderdanen de verplichting op-
wel met God
om met God
óf wel dat
politie-
een politiemiddel,
doen heeft met onderdanen, die het geloof aan een alwetend
te
om
dan
een
als
nog aan God, en dus ook
hen
bij
God en aan een eeuwig oordeel hebben
leggen,
haar
die
doeltreffendheid
zijn
men
Overheid
niet
ééne
van den eed moet doen
aldien ze den eed handhaaft, hierin zelve als belijdende
We
maar constateeren nu
komen
in
reeds,
ons slothoofdstuk op
dat
uit
dit
onderwerp terug,
dien hoofde de Overheid in zake
den eed of den grondslag van haar eigen gezag weggraaft, óf wel op grond
van de natuurlijke Godskennis, altoos en
in alle landen,
't zij
Heidensche of Mohamedaansche helijdende Overheid, Overheid tie
Gods
blijft.
Een Overheid,
die niet
haar macht ontvangt, houdt op tot
één
van
beide,
God boven
Overheid te
Christelijke, hij
de gra-
zich erkent, en uit
zijn.
óf tot een geweldhebster, d. w.
God
Ze verlaagt zichzelve z.
tot
een macht die
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's