E voto Dordraceno - pagina 71
ZONDAG nu lijnrecht schikken,
Wet,
HOOFDSTUK
IV.
God zich niet naar den zondaar kan Wet onveranderlijk js. Steunde zijn
en betuigt ons, dat
in,
omdat
59
I.
Hij Souverein en zijn
vaak onze bevelen, slechts op gebrekkig
gelijk
goedvinden, dan,
ja,
inzicht en
tijdelijk
bestond hiervoor mogelijkheid, gelijk ook wij
bij
onze
kinderen niet zelden een eerst gegeven bevel straks vervangen door een
minder eischend. Maar dat nu juist is bij God den Heere zoo niet. Zijn Wet rust op zijn eeuwige Wijsheid en is dies volmaakt; en, eens als volmaakt gegeven zijnde, rust ze in de Souvereiniteit van zijn hoogheiligen en oppermachtigen wil. scheiden.
God
zelf
God de Heere
Wet
en zijn
zou een andere moeten
zou
zijn,
dus
zijn
zijn
Wet
niet
te
verandering
ondergaan, en zich schikken naar den zondaar, zou er rechtstreeks op neerkomen, dat dan de orde geheel wierd omgekeerd, en niet langer het schepsel zich naar den wil van den Schepper
had
te
gedragen, maar
het schepsel met zijn zondigen wil over den Schepper souverein wierd.
God kan dus handhaven. En
moet
niet anders. Hij
dan nog
zelfs
als
zijn
Wet
onverkort en onveranderd
een goddelooze
eeuwig
voor
in
de
buitenste duisternis zal zijn geworpen, zal in zijn eeuwige rampzaligheid
hem
anders overkomen dan dat onverbiddelijk afeischen van
nooit iets
de volmaakte
Gebieder
We
Wet door Hem,
Souvereine
oorspronkelijke
aller
is.
komen
niet
van elders
in
eenige zelfstandigheid tegenover zelf
ons
die
schiep ons. Hij
is
Gods schepping inloopen, zoodat we op God aanspraak kunnen maken, maar Hij
nog meer dan onze pottenbakker, want ook het
leem waaruit de vorm gemaakt wierd is Zijns. En juist omdat we geheel uit zijn wil voortkwamen en door zijn wil bestaan, juist daarom is Hij ten volle vrijmachtig,
om met
ons
te
doen naar
eenig
in
rechtsidee,
maar
alleen
in
Hem
welbehagen. En de
zijn
eenige grens voor wat Hij niet met ons doen kan, zelven
ligt
en
niet
in
zijn
in
ons,
of
Besluit.
Tegen de klem van dit zeggen: „Ge kunt niet, en toch moet ge!" is derhalve bij iemand die eens kon, maar nu door eigen schuld niet meer kan, ter wereld niets in te brengen.
Maar, en ,,wat,
dit
is
het tweede punt, dat
zoo vraagt ge, gaat
volkomen afdoende; want hij
dit
met deze vraag
mij aan? Voor
Adam had
Adam was
te
berde komt,
dat antwoord
die kostelijke kracht ontvangen, en
verspeelde en verzondigde ze; maar ik bezat die kracht dusver nooit,
en kon er mij dus ook nimmer van berooven. Zooals ik zondig van aard sta en ga,
zoo onrein ben
ik niet slechts
geboren, maar zelfs ontvangen;
en waar nu zelfs van „de ure van mijne ontvangenis af," nooit eenige
voldoende
geestelijke
kracht aan mij geschonken
is,
hoe kan
God
mij
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
![E voto Dordraceno - pagina 71](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/e-voto-dordraceno/1892/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's