In de schaduwe des doods - pagina 175
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
167 de kiemen, die voor een eeuwigen groei door Hemzelven in waren ingeschapen. Denk u dat een Abraham of een Jcsaia, een Paulus of een Johannes dan zou de wereld nooit als kleine knaapkens waren weggestorven, van verre vermoed hebben, wat er in hen wegstierf. Maar God zou het hebben gezien, en gewaakt hebben, dat ook bij hun heengaan niets teloor ging wat eeuwige waardij bezat. En daarom is het zoo hinderlijk dwaas van ons, te wanen, dat alleen zij, die belangrijke personen op aarde zijn geworden, ook in den hemel groot zullen zijn, en alsof die millioenen kleinen, die jong
nende
hun
al
ziel
wegsterven, nauwelijks
meê
zullen rekenen.
Waarom zou God ook onder
die kleinen niet zijn keurgeesten, niet
instrumenten kunnen hebben? Met ons waren ze in zonde ontvangen en geboren; natuurlijk. Ze waren dood als wij, en kunnen geen leven hebben dan door wedergeboorte, geen zoen dan in Christus' bloed.. Maar wat hebben ze niet voor, dat de afsterving der zonde bij hen reeds zoo vroeg kwam, en dat die harde, wreede ontwikkeling van eigen boezemzonde, waar Gods kinderen vaak zoo onder gebukt gaan, hun bijna geheel gespaard bleef! Wat gaat onze ontwikkeling in de kennisse Gods niet langzaam, terwijl voor hen plotseling en opeens in den dood het volle licht zijn uitverkoren
opging.
Waarom God
menschenkinderen zoo vroeg de oorzaak is, dat Hij de ééne helft van zijn uitverkorenen zoo heel anders tot de zaligheid leidt dan de wederhelft, die op aarde achterblijft, het is een vraag, die zich telkens weer aan ons opdringt, maar waarop God niet antwoordt. Hij, de Heere, blijft de vrijmachtige, de souvereine God, die niet alleen met ons, maar ook met onze kinderen doet naar zijn welbehagen. Maar hoe verscheiden ook ons lot en het hunne zij, toch bestaat er tusschen hun zielsbestaan en het leven onzer eigen ziel verband. Niet bij ieder kind dat jong sterft is sprake van zaligheid. Zonder den diepen wortel der uitverkiezing kan er geen zaligheid bloeien, zoomin bij ons als bij onze gedoopte kinderen. En zoo zijn het dan alleen de geloovige ouders, van wie gezegd is, dat ze niet twijfelen zullen aan de zaligheid hunner kinderen, die God vroeg uit dit leven wegroept. Geen sentiment, geen aandoenlijke gevoelsbeweging, het geloof alleen blijft dus ook hier het uitgangspunt. Wie gelooft, d. w. z. wie door een drijfkracht, die uit den wortel van zijn zielsleven opkomt, persoonlijk met het eeuwige Wezen, door den Middelaar, gemeenschap oefent, die kan in dit geloof ook zijn jong gestorven kind niet loslaten, maar vindt in zijn God krachten,. wegroept,
de ééne helft van
we weten
het
niet.
zijn
Wat
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's