De drie Formulieren van Eenigheid - pagina 107

:

HOOFDST.

III

F.N

IV.

VERWERPING E DER DWALINGEN.

93

—

Want dit is gansch Pelagiaansch en strijdig tegen de gehcele Heilige Schrifture, dewelke, behalve deze, nog eenandere en veel krachtiger en Goddelijker manier van werking des Heiligen Geestes in de bekeeringe des mensthen erkent, gelijk bij Ezechiël Ik zal u een nieuw hart geven en zal eenen nieuwen geest geven in het binnenste van u: en Ik zal het steenen hart uit uw vleesch wegnemen en zal u een vkeschen hart geven (Hoofdst. 36 26). VHI. Die leeren: »dat God zulke krachten zijner almogendheid in de wedergeboorte des nienschen niet gebruikt, waardoor Hij deszelfs wil kiachtiglijk en onfeilbaar zou buigen tot geloof en bekeering maai" dat al de werkingen der genade volbracht zijnde dewelke God gebruikt om den mensch te bekeeren, de niensch nochtans Gode en den Heiligen Geest, wanneer Hij de wedergeboorte deszelven voorheeft en hem wedeibaren wil, alzoo kan wedei staan, en metterdaad ook dikwijls wederstaat, dat hij zijns zelfs wedergeboorte ganschelijk belet, en dat het overzulks in zijne eigene looft."

:

'macht

,

,

;

blijft,

wedergeboren

te

worden

of niet."

—

Want

dit is

anders niet, dan al de kracht van de genade Gods in onze bekeeiing wegnemen en de werking des almachtigen Gods den wil des raeiischen onderwerpen, en dat tegen de Apostelen, die leeren, dat wij gelooven naar de werking der sterkte zijner macht (Efez. 1 19); en: dat God het welbehagen zijner goedigheid en het werk des gcloofs in ons vervult met kracht (2 Thess. 1 41); en: dat zijne Goddelijke kracht ons alles, wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft (2 Petr. 1 3). IX. Die leeren »dat de genade en de vrije wil gedeeltelijke oorzaken zijn, die beide te zamen werken het begin van de bekeering, en dut de genade in orde van werking niet gaat vóór de werking van den wil; dat is: dat God niet eer den wil des menschen krachtiglijk helpt tot de bekeering, dan wanneer de wil des menschen zich zelven beweegt en daartoe bepaalt," Want de oude Kerk heeft deze leer al overlang in de Pelagianen veroordeeld , uit den Apostel; Zoo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods (Rom. 9 16); zoo ook: Wat onderscheidt m? en wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen (1 Kor. 4 7)? en: liet is God, die in u werkt beide het willen en het werken, naar zijn welbehagen (Fil. 2 13). ,

:

:

:

:

—

:

:

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen