GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit het Woord - pagina 215

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Woord - pagina 215

Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

211

Versmading

is

het tegendeel van heerlijkheid.

Tot heerlijkheid

zijn

we geroepen, in versmading vielen we. Heerlijkheid ziet niet op het onzichtbare, maar op het zichtbare. Het duidt niet een toestand der ziel, niet een zalige gesteldheid des geestes aan, maar een uitbreken in het zichtbare, van den vollen glans des goddelijken levens. Ze zal openbaar worden in ons verheerlijkt lichaam en in de verheerlijkte schepping om ons.

daarom

In een afschijnsel van die heerlijkheid stond de van Godgeschapen Paradijs. Keeds de enkele naam van Paradijs roept de gedachte aan glans en heerlijkheid voor onzen geest. Het was een

mensch in het

voorportaal,

of .... een

leidende naar de volle heerlijkheid, die stond te komen, droeve doorgang naar den smaad, waaronder men kon

verzinken.

Ook op ons lichaam hebben we dus bij de versmading te letten. Nog is er lichamelijk schoon in gestalte en vorm. Dit ontkennen we niet. Slechts lette men er op, dat deze schoonheid slechts bij vergelijking

met

het

onooglijke

uitkomt, en dat kunstenaars en dichters van schoonheid hebben nagestreefd in hun eno-elenen madonna-koppen, dat ten bewijze strekt hoe de ware, echte, "^edele schoonheid in vorm en gestalte te loor ging. Bovendien, wat behoeft de uitzondering ons op te houden. Dat het grooter deel der menschheid de uitdrukking van schoonheid in haar voorkomen mist, is onloochenbaar. En denkt men aan de breede groep van misdeelden, wier gelaat en gestalte metterdaad iets terugstootends heeft, aan geheele rassen en stammen, wier aanblik alle aantrekkelijkheid mist, en niet minder in Europa zelf aan de vele misvormden en wanstaltigen, die met alsoortig lichaamsgebrek reeds in de wereld treden, dan lijdt het wel geen tegenspraak, dat ons lichaam zijn heerlijkheid derft. Maar sterker nog komt onze versmading uit in de machteloosheid, waartoe we wegzonken. Te heerschen, heer te zijn, is het onmisbaar kenmerk van „heerlijkheid." Dienovereenkomstig bestemde God den mensch tot heer der schepping. In hem eerst vond de schepping haar kroon. D. w. z. met koninklijke meerderheid en koninklijke majesteit bei moest de mensch de schepping beheerschen. Beheerschen in heel haar omvang, in elk harer rijken, op elk terrein. Vrij moest hij staan tegenover de elementen der natuur, tegenover de kracht der aarde, tegenover plant en dier. En omgekeerd, geen dezer krachten moest vrij zijn tegenover hem. En wat ziet ge thans? Immers dat al deze krachten en elementen macht hebben ontvangen over den mensch; dat de mensch hulpeloos tegenover alle staat en het brood van zijn spijze niet aan die aarde ontwringen kan, tenzij hij besluite zijn leven te doen opgaan in bemoeiing met het stof der aarde en ze bebouwe in het zweet zijns aanschijns. O, zeer zeker, er is ook thans heerschappij over de natuur, en niet genoeg kunnen we de genade Gods danken, die weer door wetenschap en practijk een deel van onze steeds een ideaal

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's

Uit het Woord - pagina 215

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's