Sociale hervormingen - pagina 190

i8o ingetrokken, indien de rentetrekker, hoewel in staat een kleinigheid te verdienen, in den zin van art. 9 invalide is. Kan nu de rentetrekker bijv. f i in de week met arbeid verdienen, dan zou hij niet werken, indien die gulden op zijn rente zou worden gekort. Het artikel bepaalt daarom, dat een inkomen, door den rentetrekker uit eigen arbeid verkregen, niet op de rente wordt gekort. Verbetert zijn toestand zoodanig, dat hij kan verdienen het een-derde, bedoeld in art. 9, dan wordt zijn rente ingetrokken, omdat hij niet langer invalide is. Ook het inkomen, voortspruitende uit onverplichten onderstand of onverplichte bedeeling, wordt niet op de rente gekort. Geschiedde dit, dan zou de onderstand of de bedeeling ingetrokken worden, zoodat het fonds niet gebaat zou worden en de rentetrekker schade zou lijden. Het inkomen van den echtgenoot van den rentetrekker wordt, ingevolge het tweede lid, voor de toepassing van het eerste lid geacht door den rentetrekker voor de helft te worden genoten. Het door dien echtgenoot genoten inkomen, voortspruitende uit eigen arbeid of uit onverplichten onderstand of onverplichte bedeeling, blijft echter voor de korting buiten aanmerking; werd de helft van dat inkomen op de rente gekort, dan zou dit nadeelig terugwerken op het verrichten van arbeid door- of op het verleenen van onderstand of bedeeling aan dien echtgenoot. Ook de rente, krachtens hoofdstuk VI aan den echtgenoot toegekend, wordt niet voor de helft gekort de in het fonds gedane stortingen geven recht op die rente, zoodat korting niet billijk zoude zijn. Hetzelfde geldt van het ziekengeld krachtens de Ziekteverzekeringswet 1905 of krachtens vrijwillige ziekteverzekering uitgekeerd en van de aan de vrouw van den rentetrekker verleende weduwenrente. Deze laatste vervalt echter door het nieuwe huwelijk der vrouw, zoodat zij niet behoeft te worden genoemd vermits echter korting onbillijk zou zijn, is in art. 62 niet opgenomen een bepaling in den geest van het derde lid van ;

;

art.

42.

De

schadeloosstelling, aan den echtgenoot van den rentetrekker toegekend krachtens een der Ongevallenwetten, geeft evenmin aanleiding tot korting, vermits korting in dat geval onbillijk zou kunnen werken. Het bedrag der krachtens art. 57 toegekende rente kan, door korting, lager worden dan 26 gulden per jaar. Ingevolge art. 64 is wel art. 36 van toepassing de krachtens art. 57 toegekende rente zal echter vermoedelijk nooit zoo laag zijn, omdat bij zoo ongeregelde storting aan n". van dat artikel niet voldaan zou zijn maar art. 36 regelt alleen het geval, dat de rente, berekend naar de voorschriften van de artt. 33 35, lager is dan 26 gulden, doch heeft geen betrekking op het geval, dat de rente, tengevolge van korting, tot een bedrag lager dan 26 gulden per jaar uitgekeerd wordt.

—

—

i

—

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen