Onze leestafel - pagina 14
460
ONZE LEESTAFEL. Sonnetten door J.
woord van
Ruys,
A.
dr.
A,
H.
J.
Raabe
Gunning
Jr., met een inleidend J.Hzn. Utrecht. G. J.
1907.
In goed gebouwde, juist gedistribueerde sonnetten
—
d.i.
in
dezulke die niet eigenlijk reeds uitgepraat hebben vóór de slotverzen die in regelmatig stijgen de gedachte in al haar diepte beginnen
—
van angst, hoop, blijdschap of zachter in
nu eens
twijfel uitbreiden over
in berusting,
dan weer
den trageren gang der terzetten,
in stiller
de quatrainen,
om
smart neer te dalen
in zulke liederen religieuze
gedachten te ontvouwen, gebeden te formuleeren, troost ziedaar eene taak die machtige dichtergave vereischt.
te prediken,
Reeds deze overweging zou voldoende zijn om ons bij de lezing van de sonnetten van Raabe te weerhouden van een haastig oordeel. En nu daar nog bij komt dat dr. Gunning, die zijn „jongen vriend" met hartelijke sympathie bij ons inleidt, verklaart dat deze gedichten zijn „hart hebben getroffen en verkwikt, dat ze hem „opwaarts gevoerd" hebben, nu is er wel eenige aanleiding tot aarzeling wanneer ons de bekentenis van 't hart moet dat wij koel zijn gebleven bij de lezing, zelfs bij de herlezing van de meeste dezer sonnetten.
Hoe komt dat? Niet
gebrek aan sympathie voor des dichters geloof. Zijn werk doet ons in hem een oprecht man erkennen, die de behoefte heeft eenvoudig weg te zeggen hoe ook voor zijn hart de dag aan den dag overvloediglijk sprake uitstort en de uit
nacht aan den nacht wetenschap toont. Maar
—
anders
niet
tenzij
we
zeer uitnemende
—
het
is
nu eenmaal
bezitten, voegt
gave
wanneer we willen zeggen, hoe wij in zonsopgang en avondmiddagglans en nacht, het geloof, dat wij belijden gesymbolizeerd zien, datgene wat wij onze zeer eigene, diep gevoelde religieuze aandoening waanden, onvoorziens en geleidelijk in de vormen, ja zelfs ook in de door vroom gebruik volkomen afgesleten uitdrukkingen van het kerkelijk lied. Er zal eeker wel individueel zich,
stilte, in
gevoel ten grondslag liggen aan deze Bede:
Waarom, o God, Gij
weet, dat ik
blijf ik
U
ü
eoo weerstreven
?
liefheb en vereer
Als koning van mijn hart, der scheps'len Heer
Wiens Majesteit
maar
is in
de woorden
Niet overal
is
iets
ontbreekt
boven
't
al
verheven.
van persoonlijk, oorspronkelijk leven ? persoonlijke kleur. Het volgende
die
gedicht, heeft een eigen karakter, is een getuigenis;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907
Abraham Kuyper Collection | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907
Abraham Kuyper Collection | 30 Pagina's