Een woord over de genummerde driestarren van Dr. Kuyper - pagina 12
.
8
van het blijvend gedeelte had
sterkte
te
nemen, die sterkte
krimpen, zoolang niet de Staten-Generaal door de aanneming van een wijzigingswet der Begrooting hun zegel niet
in
te
daaraan hadden gehecht. In hij
het toch
zijne
bij
met die verplichting deed beschikking van 12 Juli 1907. Bij verstrijd
gissing en dus te goeder trouw,
zooals
hij
later
verklaarde,
maar het was geschied. Hij heeft daarvoor onaangename debatten in de Tweede Kamer, in November 1907, moeten verduren, en in de Eerste Kamer, doch ook daarmede werd het niet ongedaan gemaakt. De Tweede Kamer verwierp zelfs, met links tegen rechts, eene motie van den heer de Savornin Lohman, waarin
Kamer bracht geen eene afwijzende houding aan, welke voor zijne begrooting niet veel goeds voorspelde. het gebeurde betreurd werd; de Eerste
votum
uit,
doch
nam
Dat de Tweede Kamer zijne begrooting zou aannemen was te verwachten en werd ook door mij verwacht. In deze omstandigheden kwam nu op 20 Dec. 1907 de begrooting
daarentegen
debat.
in
Bij mij
steeds van
was de bezorgdheid toegenomen. Ik vernam
demoralisatie en ontstemming in het leger; ik zag
in deze inkrimping een ernstig
gevaar voor onze onafhanke-
Ook de gelden, bij deze begrooting aangevraagd, zouden worden besteed voor een althans in den eersten tijd verminkt lijkheid.
en bedorven leger, en alle teekenen wezen er op, dat, nu de zaak eenmaal niet meer in haar geheel was en wij voor een voldongen feit waren gesteld, bij iedere nieuwe behandeling der vraag dit voldongen
feit alles
nimmer meer van de inkrimping
zou beheerschen, zoodat wij
af zouden
komen. Het stemmen
voor de begrooting beteekende voor mij het aanvaarden der medeverantwoordelijkheid voor die inkrimping, het medewerken daartoe
en het medeplichtig achtig, dat ik
zijn daaraan. Het was voor mij dus niet twijfelmoest tegenstemmen, en het was geen tegenstemmen
om redenen buiten de begrooting gelegen, het was het weigeren van gelden in verband met de bestemming, aan die gelden te geven Terwijl dit mijn persoonlijke overtuiging was, die mij buiten-
dien ten krachtigste drong
om
mijne bezorgdheid uit
lag dit ook, naar mijn meening, op mijn
weg
te
spreken,
als Voorzitter
der
anti-revolutionaire Kamerclub, daar de anti-revolutionaire partij als
zoodanig,
krachtens hare overtuiging omtrent den plicht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915
Abraham Kuyper Collection | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915
Abraham Kuyper Collection | 36 Pagina's