GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 279

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 279

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

AD VALVAS — 6 JULI 1973

3

DE NIEUWE REGELING VAN STAATSSEKRETARIS KLEIN In de afgelopen weken heeft de nie awe regering enig licht geworpen op de politiek die zij t.a.v. de studiefinanciering denkt te gaan volgen. Staatssekretaris Klein heeft zijn plannen hieromtrent openbaar gemaakt. In het kort komt het hier op neer dat de student een bedrag kan lenen van de staat, de hoogte hiervan afhankelijk gesteld van het inkomen van de ouders. Dit zal resulteren in een vaste studieschuld. Hierbij komt dan een academici belasting voor iedere academicus, een belasting die neerkomt op een inkomensheffing van 0,5% gedurende 20 jaar of 1% gedurende 10 jaar. De V.U.S.O. heeft ernstige bezwaren tegen dit systeem van een academici belasting en vaste studieschuld, omdat hier de student met minder draagkrachtige ouder^ een achterstand oploopt t.o.v. andere studenten.

Dit doet ernstige afbreuk aan de sociale rechtvaardigheid, en zou wel eens een grotere psychologische dremijel kunnen opwerpen dan die nu bestaat. Op een eerder door Klein gelanceerd plan, nl. dat van gedifferentieerd studiefinancierings systeem valt veel aan te merken. Volgens dit systeem zou de student uit een financieel krachtiger mUieu evenveel moeten betalen als de student uit een financieel minder krachtig milieu, terwijl deze laatste ƒ 5000,leent en de eerste ƒ2000,-. Ook hier is een grote onrechtvaardigheid te konstateren. In beide stelsels is een afhankelijkheid van de ouders essentieel omdat het inkomen van de ouders als norm is gesteld, voor het al of niet krijgen van geld. In sommige gevallen betekent dit voor het al of niet studeren. X)eze afhankelijkheid is principieel onjuist. Een goed stu-

STUDENÏÏNBPPERKING Vervolg van pagina 1 moeten zich dus voegen naar de algemene wettelijke regeling. Wanneer zij nu ieder een 100 plaatsen beschikbaar hebben voor een 'gesloten' studierichting, en over het gehele land zijn er 900 plaatsen, maar het aantal kaïididaten hiervoor bedraagt 2100, en van die 2100 worden er dadelijk 300 geplaatst, dan moet er door een 1800 om de overblijvende 600 plaatsen worden geloot; de cijfers zijn verzormen en de bijzondere zowel als de hardheidsgevallen worden nog buiten beschouwing gelaten. Men zal nu de eerstgenoemde 300 en de later vermelde 600 verdelen over de verschillende academies; daarbij zal op de voorkeur der 'geplaatsten' worden gelet; wie naar Amsterdam wil, of wie aan de Nijmeegse universiteit de voorkeur gaf, heeft kans op Amsterdam of Nijmegen; maar hiJ of zij moet aleer de voorkeur enige betekenis brengt eerst zijn gerekend tot de ploeg der 'goedgeslaagden' dan wel hü of zü moet zijn ingeloot. Verdienste of geluk geven dus de 'grote' beslissing; daarna volgde pas de vaststelling van de studiestad. GEEN PRIVILEGES Bij de studies welke niet aan een landelijk vast getal gebonden werden, en alleen plaatsingscommissies kennen die de studenten verdelen over de desbetreffende faculteiten of subfaculteiten in het land, is er voor de jongelui gelukkig geen gevaar te worden afgewezen. Enkel wordt nagegaan waar zij een plaats zullen vinden. Daarbij wordt naar vanzelf spreekt op hun verlangens gelet. Wanneer er echter te veel belangstelling voor Groningen of Leiden, te weinig interesse voor Amsterdam of Utrecht zou worden aangetroffen, dient er opnieuw van bovenaf geordend. Dat men alsdan terwijl het studeren zelf verzekerd is, op de religieuze voorkeur of tegenzin indien uitgesproken, heeft te letten, zal wel duidelijk ziJn. Het is de geestelijke vrijheid die zoveel mogelijk inachtneming verdient ook bij het vaststellen \.aar een studie zal worden gevolgd door hen, wier studenten zelf nooit enig gevaar liep. Bevoordelen en benadelen liggen buiten het geziclitsveld. ^ Ik ga voorbij aan de vraag of bijzondere universiteiten ten eigen laste — dus als zij de kosten dragen, de zorgen ook verder op zich nemen een daaruit voortvloeien — niet extra, dus boven het vastgestelde getal, nog eens 2 of 3 studenten uit ontwikkelingslanden zullen mogen opnemen. Ik beoordeel evenmin of juridisch de beslissingen van

de plaatsingscommissies volledig binden, al meen ik dat er vrij veel voor pleif. Ik treed evenmin in de kwestie of — wat ik niet hoop — de nmnerus clausus in de toekomst te onzent nog meer terrein zal winnen; immers, voor het komende studiejaar geldt hü al voor zes studierichtingen, te weten: geneeskunde, tandheelkunde, veeartsenijkunde, pharmacie, biologie en lichamelijke opvoeding. Ik stel daarentegen wel met nadruk vast dat van bevoorrechting van bijzondere instellingen geen sprake is en dat zij die dit beweren, ernstig dwalen. EEN PIJNLIJK DING Dit moet met te meer nadruk worden gezegd, omdat er voor het gevoel van hen die zich aan de Vrije Universiteit of aan de Katholieke Universiteit nauw verwant weten, iets pijnlijks in de getroffen regeling voelbaar maakt. Men heeft jaren en jaren voor de bewuste universiteit veel ge'daan. Het was prettig geweest als de kinderen daar hadden kunnen studeren. Nu raken zij 'uitgeloot'. Of ook hoewel ingeloot, kwamen zij ergens anders terecht. Voorts is nog mogelijk dat plaatsingscommissies oordeelden dat iemand niet in Amsterdam aan de Vrije Universiteit of in Nijmegen aan de Katholieke Universiteit studeren zou, hoewel hij het wenste. Dit wordt hier en ginds als hard ervaren, '^n het stemt wat bitter dat universiteiten die dan toch in een aanhang zich mogen verheugen welke vroeger — en eveneens op dit ogenblik — veel voor hen over had, door de buitenwacht ongeveer worden beschouwd als profiteurs van hun bijzonderheid, als instellingen die aan hun principiële overtuiging het recht zouden willen ontlenen om bepaalde studenten te bevoorrechten. WAT TE DOEN? De voorkeur verdient het hier niet bitter te worden. Beter is, dat de bijzondere universiteiten zich er voortdurend van bewust tonen, hoe zij voor de studenten en hun ouders veel kumien betekenen. Dat moet hen aansporen ondanks beperkte manki-acht — de medische faculteit der Vrije Universiteit heeft een forse achterstand — er van maken wat er van te maken valt. Het geeft hen tevens de bevrediging dat zij dan toch metterdaad aan een wezenlijke opdracht voldoen; dat zij 'vormen', dat het door hen opgedrukte stempel werkelijk hier en ginds als 'waardevol' beschouwd wordit. I. A. Diepenhorst

diefinancierings systeem zal volgens de VUSO zo in elkaar moeten zitten dat iedereen die daar qua vooropleiding voor in aanmerking komt kan gaan studeren, tegen dezelfde voorwaarden. Andriessen heeft in zijn rapport over de studiefinanciering ook al gepleit voor eenzelfde bedrag voor elke student. De reden om een student te behandelen tegen de achtergrond van het ouderlijk inkomen is tamelijk duister. Het gaat uit van een niet werkelijke situatie waarin de ouders nog wordt gezien als verzorger van zijn kind. Hoewel veel ouders deze funktie nog vervullen mag deze relatie er niet toe leiden dat studenten wiens ouders dit niet kumien of willen achtergesteld worden bij anderen. Volgens de V.U.S.O. moet iedere student als onafht-nkeiyk van zijn ouders gezien worden. Iedereen die gaat studeren moet een lening bij de staat kunnen sluiten, die via de academici belasting wordt terug betaald. Dus geen vaste studieschuld. Het bedrag dat door Klein wordt genoemd als maximum wat voor lening in aanmerking komt, en wat bedoeld is als kosten voor levensonderhoud, is niet ideaal te noemen. Veeleer moet liier gedacht worden aan een vergoeding voor kosten van levensonderhoud die gelijk is aan het zgn. bijstandsminimum. Posthumus en Klein Klein heeft ook in zijn plannen staan dat de lening niet vaker dan voor zes jaar kan worden gesloten. Waarom hij deze bepaling

maakt is niet duidelijk. Over het bedrag wat gemoeid is met de leningen zegt Klein dat de overheid dit kan lenen. Een budgettair bezwaar is dus vrijwel niet aan te voeren. De enige voor de hand liggende reden is een verkapte invoering van de wet Posthumus (herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs waarbij de studieduur tot min. 4 jaar wordt teruggebracht.). De voorstellen van Klein hebben echter niets van een herstructurereing, maar verkotren alleen de studieduur. Want 'n zelf betalen van de extra jaren is een theoretische oplossing die slechts voor zeer weinigen zal zijn weggelegd. Dit zal betekenen dat de stof in zes jaar zal worden gepropt hetgeen een verslechtering van de kwaliteit' van het onderwijs zal zijn. Collegegelden Wat er precies met het collegegeld gaat gebeuren is een onduidelijke zaak. Klein zelf zegt dat het collegegeld via zijn plannen wordt afgeschaft. Masman echter vindt het juister te spreken van een collegegeld wat geleend kan worden. De P.v.d.A. heeft als haar mening te kennen gegeven dat zolang de studie nog direkte financiële voordelen oplevert voor de student een eigen bijdrage gerechtvaardigd is. Hieruit kan worden afgeleid dat toch sprake is van een eigen bijdrage by Klein. Op zich is de redenering van de P.v.d.A. juist. Ons inziens is het nam.elijk niet op zijn plaats dat de gemeenschap moet betalen voor de opleiding van en-

kelen terwijl deze laatsten daar meer voordeel van hebben dan die gemeenschap. Het volledig uit overheidsgelden betalen van de opleiding zou sterk vooruitgrepen op de inkomensmvellering, voordat deze echter tot stand gekomen is. Gratis onderwijs is een gevolg van genivelleerd inkomen, niet andersom. De academici belasting van Klein is een stap in de richting van die nivellering. Zij is gunstig voor de academici met de lagere inkomens, werkloze academici, mensen die him studie niet hebben afgemaakt en zij staat de externe demolcratisering minimaal in de weg. Wat wel aan zware kiitiek onderhevig is binnen de V.U.S.O. is het feit dat een nieuw collegegeld, een tijdelijke maatregel, met terugwerkende kracht wordt ingevoerd zodat diegenen die ƒ1000,- hebben betaald het komende jaar niet zullen hoeven te betalen, maar zij die niet meer studeren niet terugbetaald krijgen. Dit is een rechtsongelijkheid die zeer groot is, en beslist tegengehouden moet worden. Al met al is het principe neergelegd in de academici belas^'ing een lening aan de student door de staat, mits aan allen een even groot bedrag, niet in eerste instantie onaanvaardbaar. Er zal echter op toegezien moeten worden dat de onrechtvaardigheden die nu in de plannen te vinden zijn, worden weggewerkt. De V.U.S.O. zal zich hier terdege van bewust blijven en proberen hier zoveel mogelijk aan mee te helpen. K. E. J. Dijk

PROTEST TEGEN HERFROGRAMMERINGSVDORSTELLEN In januari 1973 werd een commissie van de Akademiese Raad (AR) Ingesteld, die tot taak kreeg om de sekties van de AR en de daarin gebundelde studierichtingen te helpen bij de herprogrammering van de onderwijs- en examenprogramma's. Deze commissie, de commissie voorbereiding herprogrammering van het wetenschappelijk onderwas (CVHWO), telt onder andere als leden Prof. dr. A. D. de Groot en prof. dr. R. A. de Moor. De noodzaak tot het instellen van deze commissie vloeide voort uit het algemene protest van de kant van de miiversiteiten tegen een herstrukturering van de studies die niet gebaseerd is op een herprogrammering van de studieprogramma's. Op de hoorzitting van de vaste kamercommissie voor wetenschappelijk onderwijs van de tweede kamer over het wetsontwerp 'herstrukturering w.o.' (Posthumus) in juni 1972 was dit één van de kritiekpunten op het wetsontwerp, naast kritiek op onder andere de selektieve propedeuse, de vierjarige studieduur en de scheiding onderzoek-onderwijs. Door het LOG is bovendien altijd zeer uitdrukkelijk gesteld dat herprogrammering van de studieprogi'amma's door de fakulteiten zelf ter hand dient te worden genomen, met andere woorden dat studenten, staf- en tasleden moeten gaan diskussiëren over de doelstelling van de studie en de daaruit af te leiden eisen voor de opleiding. Het is dan ook verwonderlijk dat de CVHWO, in haar in mei verschenen eerste werkstuk (zie het artikel hierover in het nummer van Ad Valvas van 25 mei), zich aan deze kritiek niets gelegen heeft laten liggen. De richtlijnen die hl het werkstuk gegeven worden met betrekking tot de herprogrammering, borduren geheel voort op de voorstellen van Posthumus, zoals een vierjarige studieduur en een éénjarige selektieve propedeuse. Ook het karakter

van de door de commissie voorgestelde herprogrammering, waarbij uitgegaan wordt van vier te onderscheiden differentiaties binnen een studierichting (resp. gericht op een werkkring in de research, in het onderwijs en in een meer beroepsgerichte praktijk en, voor sommige studierichtingen, op een algemeen wetenschappelijke vorming) gaat voorbij aan studie-inhoudelijke overwegingen die per (sub)fakulteit kunnen verschillen. Niet alleen inhoudelijk, maar feitelijk ook procedureel worden de (sub) fakulteiten buiten de diskussie over dit werkstuk gehouden: de bespreking van dit werkstuk en de beantwoording van de hierin opgenomen vragen is voorbehouden aan de sekties van de AR. Deze sekties zijn echter niet altijd verantwoording verschuldigd aan de afzonderlijke (sub)fakulteiten en waar dat wel geregeld is, is er het probleem van de veel te korte termijn (twee maanden) waarbinnen de sekties moeten reageren op het werkstuk. Een uitvoerige diskussie over de herprogrammering vereist immers wel meer dan twee (zomer) maanden. Op sommige fakulteiten aan de VU is daarom door studenten de procedure rondom dit werkstuk in (sub)fakulteitsraden aan de orde gesteld. Zij stelden dat de sekties niet mochten samenwerken met tïe CVHWO omdat veranderingen en verbeteringen van het studieprogramma op gang gezet moeten worden op basis van de ontwikkelingen in de (sub)fakulteitep en in samenwerking met alle betrokkenen vertegenwoordigd in de raden. De (sub)fakulteitsraden sociologie, politikologie en nederlands gaven op grond hiervan opdracht aan de vertegenwoordigers in de sekties van de AR geen standpunten naar buiten te brengen of te vormen over het werkstuk. Ook op andere universiteiten hebben raden protest aangetekend tegen de procedue die de CVHWO volgt, en deden dat in de vorm van moties en brieven

die aan de sekties waren gericht. Op de sektievergaderingen van politikologie, geschiedenis, sociologie, nederlands en nws/ca waar het werkstuk op de agenda stond, resulteerde dit protest in uitstel van behandeling van het werkstuk zodat ook de fakulteiten de tijd zouden krijgen om gehoord te worden. Het feit dat studenten, verenigd in landelijke overleggen per studiericliting, deze vergaderingen demonstratief bijwoonden, zal de besluitvorming zeker gimstig hebben beïnvloed. Met deze akties tegen de CVHWO is op de VU en landelijk een eerste belangrvjke stap gezet in de strijd tegen een uniforme herprogrammering, waardoor mogelijkheden geschapen worden dat op de (sub) fakulteiten diskussies worden georganiseerd over de herprogrammering en de strijd tegen de herstrukturering ä la Posthumus nieuv/e impulsen kan krijgen. Sektie onAerwijs SRVU OÊmimÊHÊÊSÊÊÊmmÊmmÊnm

¥AKANTIEiLUmnO IIFOÜATIEOEITBÜfyi Het informatiecentrum is wegens wegens vakantie gesloten van donderdag 26 Juli tot en met vrijdag 10 augustus. Het 'buitengebeuren' (de leestafel met kranten, tijdschriften e.d.) blijft zoveel mogelijk actueel intaot.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 279

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's