GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 2006-2007 - pagina 541

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 2006-2007 - pagina 541

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

AD VALVAS 2 1 JUNI 2007

W E T E N S C H

A

P

PAGINA 7

Belang citatie-index neemt toe

Het meten van weten

>Weetjes Scheiding Er moet een landelijk netwerk van adviescentra komen om ouders bij scheiding te helpen met een goede omgangsregeling. Dat stelt Constance van Rooijen in haar dissertatie waarop ze dinsdag 19 juni promoveerde. In haar onderzoek kijkt ze naar de effecten van de wetswijziging uit 1998 waardoor na scheiding de ouders in principe gezamenlijk verantwoordelijk blijven voor de nakomelingen. In de praktijk komt het nu vaker voor dat beide ouders verantwoordelijkheid nemen dan voor de wetswijziging. Maar er zijn regelmatig problemen om tot goede afspraken te komen. Daar kunnen de adviesbureaus bij helpen. Ook moeten in de wet criteria komen aan de hand waarvan de rechter kan beslissen dat een van beide ouders geen gezag over het kind krijgt. (DdH)

Asielzoekers

Citatie-indexen spelen een steeds grotere rol bij het beoordelen van de kwaliteit van onderzoek. De rector van de VU wil ook hier meer aandacht voor zulke analyses. Hoe zinvol is dat? TEKST: DIRK DE HOOG ILLUSTRATIE: BEREND VONK

"In de wetenschap besta je pas als je wordt geciteerd", zegt rector Lex Bouter. Hij wil dat binnen de VU citatieanalyses een belangrijker rol gaan spelen bij het beoordelen van de kwaliteit van onderzoek. Bij benoemingen van hoogleraren en universitaire hoofddocenten aan het VU medisch centrum wordt al een citatieanalyse van hun werk gemaakt. "Of het onderzoek dat je doet iets voorstelt, kan het best worden beoordeeld door de mensen die er echt verstand van hebben. Dat zijn je internationale collega's. Een middel om dat te meten, is te tellen hoe vaak je werk wordt geciteerd in gerenommeerde vakbladen", aldus de rector. Bouter erkent dat aan het nirven hoe vaak iemands werk wordt geciteerd veel haken en ogen zitten. "Het is niet de heilige graal. Je moet ook naar andere aspecten kijken en de score met verstand interpreteren. Inmiddels zijn er zoveel technieken ontwikkeld waarmee verschillende vakgebieden heel behoorlijk met elkaar te vergelijken zijn. Het gaat dan om relatieve scores, gecorrigeerd voor de citatiecultuur in het betreffende veld." Bouter denkt dat het voor de meeste vakgebieden geen probleem is om in internationale bladen te publiceren. "Ik heb jaren gewerkt aan toegepast onderzoek in de eerstelijnsgezondheidszorg. Vroeger publiceerde bijna niemand in het Engels, nu iedereen. We tellen internationaal inmiddels goed mee. Als wetenschapper moet je die stap weten te maken."

Interpreteren Volgens Ingrid Riphagen heeft de rector zelf een indrukwekkende citatiescore, maar vooral als seniorauteur omdat hij de afgelopen vijftien jaar veel promovendi begeleidde. Riphagen kan het weten, want ze werkt als informatiespecialist bij de bibliotheek van het VUmc en maakt op verzoek van het bestuur regelmatig citatieanalyses. Die worden onder meer gebruikt bij benoemingen van hoogleraren bij het VUmc. "Als je weet hoe je zulke analyses moet interpreteren, kan het een nuttig instrument zijn. Je moet ze wel altijd in hun context plaatsen. Analyses van absolute

aantallen citaties zijn eigenlijk alleen te gebruiken om vakgenoten in vergelijkbare situaties met eenzelfde carrièreverloop te vergelijken", aldus Riphagen. "Neem iemand die parttime werkt. Logisch dat zo iemand minder citaties heeft." Zij raadt beginnende wetenschappers aan goed na te denken over de naam waaronder ze publiceren. "Vrouwen veranderen nog wel eens van naam. Ze publiceren eerst onder hun meisjesnaam en na hun huwelijk nemen ze de naam van hun man aan. Dat maakt het lastig alle citaties van zo'n persoon in de database terug te vinden." Volgens Riphagen werken citatie-indexen ook behoudend, mede omdat wereldwijd maar een zeer beperkt aantal citatiedatabanken bestaat. "Artikelen in toonaangevende tijdschriften zoals Nature worden het meest geciteerd. Maar voor artikelen in nieuwe tijdschriften duurt het jaren voordat die in de citatie-indexen worden opgenomen. Dus je moet bij artikelen die niet in de citatieindexen staan, uitzoeken waarom dat zo is. Ze hoeven niet per se slecht te zijn."

Scientists science De decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen Bert Klandermans vindt dat voor zijn vakgebied citatieanalyses nog niet voldoen ontwikkeld zijn om veel te gebruiken. "In bepaalde disciplines, zoals bij de antropologie, staat het werken met citatie-indexen nog in de kinderschoenen. Bij communicatiewetenschap bijvoorbeeld gaat het al veel beter." Klandermans heeft ongeveer 1300 citaties op zijn naam staan en is door het tijdschrift Mens en maatschappij een paar jaar geleden uitgeroepen tot een van de meest geciteerde Nederlandse sociaal-wetenschappelijke onderzoekers. Bijzonder hoogleraar veiligheid en burgerschap Hans Boutellier uitte vorig jaar in een opiniestuk in Ad Valvas (1 juni 2006) kritiek op het belang van citatie-indexen. Volgens hem leiden deze tot scientists science - onderzoek dat alleen nog voor een handjevol soortgenoten interessant is - in plaats van tot onderzoek dat maatschappelijke problemen helpt oplossen. "Dat is een interessante discussie", zegt Klandermans. Volgens hem is het goed mogelijk onderzoek naar specifiek Nederlandse vraagstukken te vertalen naar een internationaal podium. "Dat lukt heel aardig. Het aantal publicaties door medewerkers van onze faculteit in gerenommeerde Engelstalige bladen is de afgelopen jaren spectaculair gestegen, terwijl het aantal bijdrages aan Nederlandse tijdschriften niet is gedaald." Toch valt het gebruik van citatie-indexen bij de sociale wetenschappen niet mee volgens Klandermans. "Voor onze komende onderzoeksvisitatie vroegen we een op dit gebied

gespecialiseerd instituut een citatieanalyse te maken, maar dat was volgens hun nog niet mogelijk." Toch worden alle wetenschappers op de faculteit al beoordeeld op de kwaliteit van hun onderzoek. Iedereen mag een dag onderzoek per week doen. Om een tweede dag te krijgen, moet minimaal gedurende drie opeenvolgende jaren een publicatie per jaar verschijnen in een Engelstalig gerenommeerd tijdschrift. "Maar wij vinden het ook belangrijk dat mensen meedoen aan maatschappelijke debatten, zoals in de krant en op radio en tv. We willen midden in de maatschappij staan", aldus Klandermans.

Relevantie Ook VU-hoogleraar ruimtelijke economie Peter Nijkamp vindt citatieanalyses een nuttig middel bij het beoordelen van de kwaliteit van onderzoek. "In principe kan het in elke discipline worden toegepast, maar het instrument is nog niet overal even ver ontwikkeld. Je moet eerst per vakgebied bepalen welke tijdschriften je meetelt en hoe je citaties meet. Dat moeten de mensen binnen het vakgebied zelf bepalen." Nijkamp, ook voorzitter van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) dat veel onderzoeksgeld in Nederland verdeelt, vindt niet dat dergelijke analyses de maatschappelijke relevantie van onderzoek bedreigen. "Je kunt bijvoorbeeld ook kijken naar verwijzingen in publicaties over octrooien en patenten. Dat is een bepaalde maatstaf voor maatschappelijk nut. Natuurlijk moet je citatieanalyses zinvol gebruiken naast andere instrumenten, zoals peer reviews door deskundigen. Je moet er verstandig mee omgaan. Een dokter stelt ook niet alleen aan de hand van de lichaamstemperatuur een diagnose." Nijkamp is een van de meest geciteerde Nederlandse economen. Inmiddels is alweer een nieuwe ronde ingegaan in het willen meten van weten. Op dinsdag 12 juni 2007 hield onder meer NWO een studiemiddag over het meten van de maatschappelijke relevantie van een onderzoek. Daarvoor is de zogeheten SciQuest-methode ontwikkeld. Daarmee wordt een beeld gegeven van de totale prestaties van een onderzoeksgroep, dus niet alleen de wetenschappelijke output, maar ook de betekenis voor de maatschappij, beleid en het belang voor markt en industrie. Hoe de methode werkt, staat beschreven op internet (www.eric-projecten.nl). Rector Bouter is er een groot voorstander van om ook indicatoren van maatschappelijke relevantie te benoemen. Hij zal hieraan in de Diesrede op 19 oktober uitgebreid aandacht besteden. Reageren? Mail naar: redactie@advalvas.vu.nl

De meeste asielzoekers uit Angola zijn hier niet gekomen via een onbekende mensensmokkelaar maar met een paspoort en een visum dat ze via via hadden geregeld. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van jurist Joris van Wijk, die zo'n honderd Angolese asielzoekers heeft geïnterviewd over de manier waarop ze naar Nederland zijn gekomen. Daarnaast heeft Van Wijk, die 27 juni hoopt te promoveren, zo'n 150 (potentiële) migranten gesproken. De meeste Angolese asielzoekers zijn jonge mannen afkomstig uit de stedelijke middenklasse van de hoofdstad Luanda. Hun ouders hielpen hen om naar het buitenland te komen vanwege de burgeroorlog die in Angola heerste en het gebrek aan studiemogelijkheden. Via contacten van de familie werd de reis in de meeste gevallen geregeld. (WV)

Armoede Hardnekkige armoede en economische ongelijkheid vormen de achtergrond voor rebellie in het zuiden van Mexico. Dat blijkt uit het proefschrift waarop Luis Mati'as Cruz 20 juni bij Sociale Wetenschappen promoveerde. Cruz, zelf indiaan en afkomstig uit de bergen van Zuid-West Mexico, zocht naar verklaringen voor de conflicten die liggen achter rebellie, zoals die van de Zapatistas in Chiapas. Typerend is dat de opstand van de Zapatistas 1 januari 1994 begon. Op dat moment werd ook de NAFTA van kracht, de Noord-Amerikaanse vrijhandelszone die Mexico handelseconomisch verbindt met de Verenigde Staten en Canada. Volgens de opstandelingen sluit dit verdrag lokale bedrijven economisch buiten omdat zij niet tegen grote nationale of Amerikaanse bedrijven kunnen concurreren. (FB)

Extremisme Verplichte maatschappijleer moet moslimjongeren op het rechte pad houden. Dat zei Doret de RujTier, hoogleraar theoretische en historische pedagogiek, op de studiemiddag over radicaliserende jongeren, op 18 juni. De Ruyter meent dat wie onze democratie begrijpt, geen terroristische aanslagen pleegt. Zij ziet drie oorzaken voor extremisme: karakter, sociale uitsluiting en vatbaarheid voor fabeltjes (bijvoorbeeld de 72 maagden die een jüiadstrijder in het paradijs zouden wachten). De eerste oorzaak, karakter, is een zaak voor psychologen en psychiaters. De laatste twee zijn volgens De RujTier te verhelpen met maatschappijleer. "En dan niet alleen over onze Eerste en Tweede Kamer, over hoe wij onze democratie hebben geregeld, maar ook over respect, over omgangsvormen, over wat we hier wel en niet tolereren", aldus de Ruyter. (Bron: Trouw, 19 juni) (PB)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2006

Ad Valvas | 576 Pagina's

Ad Valvas 2006-2007 - pagina 541

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2006

Ad Valvas | 576 Pagina's