GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadeverbond en zelfonderzoek.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII.

De duidelijke uitspraken van Christus en de Apostelen hebben ons getoond, dat van een nationaal en uitwendig Genadeverbond onder de Nieuw-Testamentische bedeeling geen sprake meer zijn kan. Dat nationale karakter gold alleen voor Israel, behoorde tot den dienst der schaduwen en is daarom voor goed te niet gedaan. In het nieuwe verbond is noch Jood noch Griek, maar alleen een nieuw schepsel in Christus Jezus. Toch mogen we met een beroep op deze enkele losse uitspraken uit het Nieuwe-Testament hier niet volstaan. We hebben het ook in te zien, waarom dat verbond onder Israel nationaal moest zijn en waarotn dit thans door den aard der nieuwe bédeeling vanzelf onmogelijk is geworden. Het feit moet niet alleen voor ons vaststaan, ook. de oorzaak van dat feit moet worden verklaard.

Letten we daartoe in de eerste plaats op het eigenaardige karakter, dat de bedeeling onder Israël draagt. Dat karakter bestaat daarin, gelijk ieder toestemt, dat Israël leefde onder de bedeeling der schaduwen en typen. De Schrift leert ons dit uitdrukkelijk. Paulus noemt in Col. 2 : 17 de inzettingen van Israel een „schaduw der toe­ komende dingen" en zegt dat „het lichaam, . w. z, de realiteit dezer dingen van hristus is". En evenzoo schrijft hij aan e Hebreen (10: ) dat „de wet een schaduw ad der toekomende goederen, maar niet et beeld zelf der zaken". Als schaduwachtige en typische bedeeling eeft het genadeverbond onder Israel dus iet de geestelijke realiteit zelve, maar eeldt het die af, stelt het die voor in uitwendige, zichtbare en tastbare vormen. Vandaar dat alles onder dit verbond een itwendig karakter draagt. De zegeningen, die God bij dit verbond van Israel belooft, zijn in de eerste plaats aardsche zegeningen. Het land der ruste, waarop dit Verbond wijst, is het aardsche Kanaan, een land overvloeiende van melk en honig. De offeranden, die Israel onder dit verbond te brengen heeft, zijn zichtbare offeranden, bokken en schapen, eerstelingen van den akker, most en olie. De plaats, waar God onder dat verbond aangebeden wil worden, is een zichtbare tempel te Jerusalem, en de priesters, die onder dit verbond Hem te dienen hebben, worden geroepen uit een bepaald geslacht; niet de innerlijke gesteldheid van het hart, maar de geboorte uit den stam van Levi besliste wie priester onder Israel zou zijn.

Dat onder dat alles ook een geestelijke genade van Israel school, betwisten we niet. De Coccejaansche opvatting dat het verbond met Israel geheel in deze schaduwen opging, dat het geen vergeving der zonden en geen geestelijke zegeningen incebracht, hebben onze vaderen terecht bestreden en veroordeeld. Het Genadeverbond, dat reeds van het Paradijs af bestond en met Abraham is gesloten, is een waarachtig Genadeverbond geweest en het is ook door deze „schaduwachtige inkleeding" niet krachteloos gemaakt. Wie onder Israel waarachtig geloofde in den beloofden Messias, heeft door dat geloof zijn ziel gered, ook al leefde hij onder de bedeeling der schaduwen. Zelfs heeft God de Heere door den dienst zijner profeten Israël telkens gewaarschuwd, wanneer het, opgaande in deze ceremoniën en schaduwen, daarin de realiteit der genade zocht. Dan werd aan Israël toegeroepen, dat niet de besnijdenis van het vleesch maar van het hart; dat niet het vasten en treuren met het gelaat, maar het losmaken van de knoopen der ongerechtigheid; dat niet slachtoffers en brandoffers, maar alleen de offerande van een verslagen en verbroken geest Gode welbehagelijk zijn.

Dat alles erkennen we volmondig, maar het neemt het feit niet weg, dat de vorm, de gestalte, waarin het verbond bij Israël optrad, in tegenstelling met het Nieuwe Testament, de bedeeling der vervulling, uitwendig en typisch is geweest. Om tot helderheid te komen en beide bedeelingen wel te kunnen onderscheiden, moet met den Apostel dus wel gezegd worden, dat het Israëlitische verbond alleen de schaduw der toekomende dingen had, maar niet het lichaam. Israel's historie is niet de realiteit zelf, maar een zichtbare voorstelling, een aanschouwelijk onderwijs, een laten zien in uitwendige aardsche vormen van wat in de bsdeeling der vervulling eerst reëel geschonken worden zou.

Voor wie dit heeft ingezien, zal ook het nationale karakter, dat dit verbond bij Israel draagt, geen moeilijkheid meer opleveren. Het hoorde bij het verbond der schaduwen en kon er zelfs niet in worden gemist.

De zaak is n. 1. deze, dat het Genadeverbond zeer zeker naar zijn aard en wezen een volksverbond is. Dat verbond wordt toch door God niet gesloten met enkele losse, op zichzelf staande geloovigen, met Jacob en David, met Paulus en Johannes. Het Genadeverbond is opgericht met Christus en in Hem met de uitverkorenen als zijn volk. De uitverkorenen worden daarom altijd het volk van den Messias genoemd. „Uw volk, zingt David in Ps. iio, zal zeer gewillig zijn op den dag uwer heirkracht." En de heerlijkheid van dat Genadeverbond bestaat juist daarin, dat Christus als Koning dat „volk" uit de banden der zonden verlost, onderwerpt aan zijn koninklijke heerschappij en het eens tot een volkomen triomf voeren zal.

In de bedeeling der schaduwen moet dit alles in het zichtbare en uitwendige worden voorgesteld. Het moet in een beeld, een type voor de menschen worden' duidelijk gemaakt. Daarom heeft God nu een aardsch volk, een natie onder de andere natiën, uitgekozep, en met dat aardsche volk sluit God zijn verbond. Israël wordt daardoor Gods volk. En om het type volkomen te maken, komt God zelf en leidt Israël als volk uit het diensthuis van Egypte uit en doopt het in de wateren der Roode Zee en geeft aan Israël zijn wet op Sinaï en wil Israels Koning en Israels rechter zijn. En wanneer Israel in later dagen met die theocratische regeering niet tevreden is en een aardschen koning begeert als de andere volkeren, dan wordt dit door God als een afval van het verbond beschouwd : „Zij hebben Mij verworpen, * dat Ik geen Koning meer over hen zijn zou." Dat volksverbond met Israël behoorde dus evengoed als de tempel, de offerande, de priesterschap van Levi tot de typen, de schaduwen der toekomende dingen. Israël werd als bondsvolk uitverkoren, niet omdat Israël het ware volk Gods was, maar omdat het moest afbeelden, hoe de geloovigen onder Christus als Koning een geestelijk volk zullen vormen.

Maar daaruit volgt dan ook, dat zoodra de bedeeling der vervulling gekomen is, het beeld heeft uitgediend, het type wegvalt, het uitwendig schaduwachtige voor de geestelijke realiteit plaats maakt. Zoo is het met heel den dienst der schaduwen. De geloovigen van het Nieuwe Verbond hebben geen uitwendige offeranden meer te brengen, maar geestelijke offeranden (I Petrus 2:5)-Het priesterschap is niet meer een uitwendig priesterschap gebonden aan de geboorte uit

een bepaald geslacht, maar het is eeageestlB priesterschap, dat aan al Gods kinl/en wo'''i* geschonken; zij zijn „een Koninklijk priesterdom" (I Petrus 2 : 5). ng tempel, waarin God woont, is niet meer gebouw van steen, maar is de geestelijke Lpel van Christus' gemeente (I Cor. 3:16). 2oo trekken de apostelen de lijn consequent door en wordt overal in de plaats van het typische en uitwendige, het geestelijke en inwendige gesteld.

gn zoo is het ook met het nattonaal karakter van het Israëlitische verbond. Elke «edachte alsof God thans onder de bedeeling Lr vervulling nog met een bepaald aardsch iiolk zijïi verbond zou hebben gesloten, wordt door de apostelen uitdrukkelijk weersproken. Het 'Volk Gods, waarmede thans het Genadeverbond is opgericht, is een geestelijk volk, jen volk dat uit alle volken en geslachten verzameld wordt, dat door geestelijke banden saam verbonden is, dat een Koning heeft in de hemelen, dat geregeerd wordt door de geestelijke middelen van Zijn Geest jn Woord.

Dat leert de apostel Petrus ons, wanneer hij in zijn eersten zendbrief de belofte, eens aan Israël door Hosea gegeven, dat God Lo Ammi tot Ammi, niet-mijn-volk tot mijn-^olk maken zou, thans voor vervuld verklaart. Gij, zegt hij, zijt een heilig volk, een verkregen volk, gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt" (2:9, 10). En die heerlijke naam van Gods volk wordt geschonken niet aan een of andere natie, maar aan de „vreemdelingen verstrooid in Pontus, Galatië, Cappadocie en Bithynië" (I: ) of wil men nog liever, aan de geloovigen, want er gaat vooraf: u dan, die gelooft, is Hij dierbaar" (2 : 7). Al wat van dat volk gezegd wordt onder het Nieuwe Testament draagt dan ook een zoo hoog geestelijk en heilig karakter, dat het van geen aardsche natie kan gezegd zijn. Uw Heiland draagt den naam Jezus, ^fliiant Hij zal zijn volk zalig maken van hunne zonden." (Matth. i : 21) „Daartoe, schrijft de Apostel in den brief aan de Hebreeën, heeft Christus buiten de poort geleden, opdat Hi; door zijn eigen bloed het wïk heiligen zou." (Hebr. 13 : 12). En evenzoo schrijft hij aan Titus: Die zich zelven voor ons overgegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheden en ikh zelven een eigen volk reinigen zou, ijverig in goede werken." (Titus 2:14). Als de Apostel Johannes ons dat volk beschrijft, teekent hij het ak een schare „die het Lam gekocht heeft met zijn bloed uit alle geslacht m taal en volk en natie" (Openb. 5 : 9)-En tot dat volk wordt gezegd, wanneer het oordeel over Babel komen zal: Gaat van haar uit, mijn volk, opdat ge met hare zonden geene gemeenschap hebt en opdat ge van hare plagen niet ontvangt." (Openb. 18:4).

Nu voelt ieder toch hoe ongerijmd het zou zijn, wanneer men hier in de plaats van het geestelijk volk Gods, het Nederlandsche, Duitsche, Ëngelsche of welk ander volk ook zou willen stellen. Maar indien ieder dit toestemt, is het dan niet een misleiding van de schare, wanneer men toch telkens spreekt van een volksverbond, dat God met ons Nederlandsche volk zou gesloten hebben en op grond waarvan heel dat volk door het teeken des verbonds van de andere volken moet worden onderscheiden ?

Het Genadeverbond is met geen ander volk opgericht dan met Gods volk. En dat volk Gods, het Nieuwe Testament zegt het ons telkens, is niet een aardsch volk, maar een geestelijk volk; het zijn de geloovigen, voor wie Christus zijn bloed vergoten heeft om hen te reinigen en zalig te maken; het ir de gemeente des levenden Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1907

De Heraut | 4 Pagina's