GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dultschland. De algemeene conferentie der DuitscheGemei^schaften. De predikant Jatho afgezet. De algemeene Gnadauer conferentie der Duitsche Gememschaften is van 6—9 Juni te Wemigerode gehouden. Onder de 379 deelnemers waren 44 predikanten. De predikant Waarbeck van Barmen presideerde. Hij kon in zijn openingstoespraak mededeelen, dat de strijd in eigen boezem, welke ontstaan was door de z, g. Pinksterbeweging, geëindigd mocht genoemd worden.

De leiders der Gemeinschaften in Oost> en West-Pruisen, Pommeren en Posen, die lang tegenover de Pinksterbeweging neutraal hadden willen blijven, hebben zich nu niet alleen tegen de beweging verklaard, maar willen voortaan niet meer met de voorstanders der Pinksterbeweging saamwerken. De voornaamste voorstanders der Pinksterbeweging: Paul, Lettau, Regebly en Edel zijn uit bet bestuur van het Vaudsburger zusterhuis getreden. De voorzitter zeide nog dat de Gemeinschaften, nu het twistvuur, dat in eigen boezem brandde, was uitgebluscht, zich des te beter aan de groote taak die in deze dagen hun toevertrouwd was, konden wijden. Als voorwaarde voor een gezegenden arbeid noemde hij, onvoorwaardelijk buigen onder het Woord en den Geest des Heeren zonder zelfzucht of partijzucht; orde in de leiding der Gemeinschaften en een zuivere Bijbelsche leer. „Wij hebben ons dikwijls op valsche manier met den Heiligen Geest bezig gehouden en Hem losgemaakt van den persoon en het werk van Jezus Christus. Wij hebben veel leergeld moeten betalen".

Het verloop der conferentie zullen we onzen lezers, als voor hen van minder belang, sparen. Alleen willen wij mededeelen dat aan het einde der conferentie bet H. Avondmaal bediend werd naar den ritus der broedergemeente en dat bij bare vergaderingen een gezonde, nuchtere toon beerschte.

Den 34'iten Juni heeft het SprnchcoUegium over den Keulschen predikant Jatho het volgende besloten: Het „SpruchcoUegium" voor kerkelijke aangelegenheden stelt vast... dat de verdere werkzaamheid van den predikant Jatho binnen de Ei'angelische landskerk van de oudere provinciën van Pruissen, met de positie, die hij in zijn leer tot de belijdenis der kerk inneemt, onvereenigbaar is.

Dit oordeel was te verwachten, al had men van de zijde der modernen ook veel in het werk gesteld om het SpruchcoUegium te intimideeren. Men vertelde dat er door de kerkelijke autoriteiten spionnen in de kerk gezonden werden om vooral op feestdagen te vernemen wat liberale predikanten verkondigden. Jatho werd als een hoogstaand geestelijk menscb voorgesteld, die door zijn gemeente ten hoogste geacht werd; bet oude liedje dat men in de Protestantsche kerk vrijheid van onderzoek moest toelaten, werd gezongen. Maar'het heeft alles niet gebaat. Het SpruchcoUegium nam het eenige besluit dat mogelijk was, wilde men de Evangelische kerk niet aan het ongeloof prijs geven.

Voor het eerst heeft het SpruchcoUegium uitspraak gedaan en men moet erkennen, dat het waardig en rechtvaardig is opgetreden. De pogingen van den verdediger Lic. Traub om de behandeling van de zaak door het aanvoeren van allerlei bijzaken uit het rechte spoor te leiden, mislukten. Het college deed "alles wat mogelijk was om Jatho in alle opzichten recht te laten wedervaren, hetgeen door de verdediging ook erkend werd. Er waren vijf uren noodig om alle stukken die op de zaak betrekking hadden, voor te lezen; alle gunstige oordeelvellingen over Jatho werden ten gehoore gebracht. Daarna werd Jatho ondervraagd en deze ondervraging bad plaats in den vorm van een vrij colloquium. Tenslotte kwamen de verdedigers aan het woord, die vrij alles zeggen konden wat zij meenden voor den Keulschen predikant te moeten aanvoeren.

Jatho beleed zelf openlijk, dat als men hem een naam geven wilde, dat hij dan een Pantheist kon genoemd worden en het kwam helder aan het licht dat zijn Pantheisme veel overeenkomst heeft met Atheisme. Een God boven de wereld bestaat er volgens Jatho niet; God is de wereld, de wereld is God. De Godheid van Christus loochende hij: „Christus is de idee van den genius der menschheid." Er bestaat geen verlossing door Christus; er is geen zonde in den bijbelschen zin, er is geen opstanding, geen eeuwig leven. Zijn verdediger, de liberale predikant Dr. Baumgarten uit Kiel, gaf toe dat hij zelf met de Theologie van Jatho niets kon beginnen: „gevoel is alles, een naam is klank en rook". Hij zocht zijn vriend te redden door vele warme brieven uit zijn gemeente voor te lezen, om te bewijzen dat Jatho in menschen die tot vertwijfeling gekomen waren, „het geloof aan de menschheid" (dus niet het geloof aan God) weder gewekt had. Hij meende dat zijn vriend de menschen ten minste in den „voorhof" bracht. Doch het SpruchcoUegium kon dit niet aannemen. Ook in den voorhof bidt men tot God. De „voorhof" van Jatho is de voorhof van Godloochening. De andere verdediger Lic. Traub was zoo eerlijk om in zijn rede rondweg uit te spreken: „er is niet aan te twijfelen, Jatho is Pantheist". Daarmede gaf hij hem als dienaar der Pruissische Evangelische kerk prijs. Daarom was het niet te verwonderen, dat het SpruchcoUegium, al zijn verschillende kerkelijke partijen daarin vertegenwoordigd, eenstemmig verklaarde, dat Jatho de kerk niet meer dienen kon.

De liberale kerkelijke pers is over dezen uitslag niet verwonderd, reeds te voren had zij er op gerekend, dat het SpruchcoUegium Jatho op zijde zou zetten. Zij verklaart er niet op te willen aandringen om de kerk te verlaten, want dan zou de zaak der orthodoxie slechts versterkt worden; liever zou men geld bijeenbrengen om het mogelijk te maken dat Jatho onder zijn aanhangers kan blijven arbeiden. Het liberale blad de „Leipziger Neuesten Nachrichte", betoogde, dat bij alle sympathie voor den persoon van Jatho hem toch moest verweten worden, dat hij niet vrijwillig zijn ambt had neergelegd, omdnt hij nog wel de zaak van de religie maar niet meer de kerk dienen kon.

Velen verheugen zich in de uitspraak van het SpruchcoUegium, omdat zij met de vrees vervuld waren dat de zaak Jatho een scheuring in de kerk zou veroorzaken. De liberalen of modernen hielden taUooze vergaderingen om van hun sympathie voor Jatho blijk te geven. Het sombere maar toch welsprekende zwijgen van geloovige kringen, terwijl de Jathostorm loeide, vooral van de „Gemeinschaften", sprak van een veel ernstiger gevaar dan het luide dreigen van het liberalisme. Wanneer men het zwijgen had moeten verbreken, omdat Jatho als predikant gehandhaafd, werd, zou het tot een breuk in de EvangeUsche landskerk gekomen zijn, die niet meer te heelen zou geweest zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1911

De Heraut | 4 Pagina's