GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Geen rekening gehouden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Geen rekening gehouden.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch er werd met hen geen e rekening gehouden van het geld, dat in hunne hand geleverd was, want zij handelden trouwelijk. 2 Kon. 22; 7.

De tempel te Jerusalem kostte geducht veel aan onderhoud, en het geld voor dit onderhoud werd gevonden uit hetgeen een ieder, die den tempel binnenkwam, in de offerkist wierp. Was de som van dit geld in de bffirkist nu hoog genoeg^ opgeloopen, dan nam men het er uit, gaf het aan de verzorgers ^van den tempel, en deze lieten dan de herstellingen uitvoeren. Zoo is het geschied onder Joas, ea zoo is het gegaan onder Josia. Maat-wat nu opmerkelijk is, beidemalen wordt er bijgevoegd, dat van de mannen aan wie dit geld ter besteding werd toevertrouwd, geen rekening werd afgevergd, want, zoo staat er bij, „ze kandelden getrouwelijk". Dat ofïergeld was hun een heilig geld. Geen hunner dacht er aan, ook maar éea penning van dit heilige cff^rgeld in eigen beurs te doen overglrjden Waartoe dus hen rekening te laten doen .

Eigenlijk moest het zoo altoos, overal en bij een ieder zijn, en daafom IS deze vermei iing van wat onder Joas en Jasia plaats greep, zoo opmerkelijk. Ia heï af eischen van rekening spreekt de zonda. Denk u voor een oogenblik, dat de zonde ons niet vergiftigd had, en er zou van rekening doen onder measchea nooit sprake zijn. Waartoe toch zou dat afrekeaeü dienen, indien ge vooruit met volkomsn zekerheid wist, dat wie voor u ha' delde nooit verzuim pleegde, zich nooit vergiste en vooral nooit op onesriijkheid bedacht ware.

Het is alleen de zonde, die ook in dit opzicht de verhoudingen bedorven heeft. Het is de zonde, die maakt dat wie geld besteedt. het soms dwaselijk besteedt. Het is ds zonde, die maakt dat men vaak slordig met het toevertrouwde geld omgaat. Het is de zonde, die maakt daf; men zich door andereii bedotten laat. En bovenal, het is de zonde, die zoo vaak verleidt om het toevertrouwde geld niet in volkomen goede trou.w voor het bestemde doel te besteden, maar er proüjt van te zoeken voor zich zelf.

Er is dan ook geen sterker bewijs voor de beteekenis van de zonde in de wereld, das juist al ons eindeloos rekenen, nareksnen, en afrekenen, waarop geheel onzesaamlevisg bij het doen van zaken rust. Men is op de beurs zoo ongeestelijk mogelijk. Wie op de beurs van zonde zou willen gewagen, liep kans uitgelachen te worden. Maar ondertusschen is heel de beurs op de onderstelling van zonde ingericht. Op de beurs vertrouwt niemand iemand. Tegen slim-en sluwheden oppassen, is er de boodschap. Alles wordt tot in het kleinste toe berekend, nagerekend en afgerekend, en wat van den Tempelbouw staat, dat de Commissarissen, die de groote geldsommen in ontvangst namen, geen rekening deden, klinkt een koopman op de beurs als Joodsche legende in de ooren. Vooral thans, nu juist de Joden in het rekenen op de beurs het scherpst zijn.

Feitelijk zijn we zelfs achteruitgegaan. In heiligen zin genomen, moest er in de Kerk van Christus, vooral bij het Diaconaat, van rekening doen geen sprake zijn. Het moest zoo vast staan, dat een ieder, die met het gelJ der Kerk te doen had, dit als heilig geld hanteerde, dat er noch verzuim, noch vergissing, noch oneerltjkheid bij kon voorkomen. Gelijk mea in de Kerk geen eed doet, omdat de opzettelijke leugen op heilig terrein ondenkbaar moet wezen, en dus het ja ja, het neen vanzelf neen is, zoo ook moest er in de Kerk nooit afrekening noodig zijn, althans nooit afrekening als bewijs tegen vermoeden van oneerlijkheid. En toch is het, helaas, gebleken, dat dit niet kan; dat oneerlrjkheid tot zeifs in het Diakonaat soms doordrong; of dat althans slordig beheer en schuldige vergissing soms alle verwachting van goede trouw beschaamde.

Vooral geld is voor verreweg de meesten zoo gevaarlijk. Tal en tal vaa personen, die tegen allerlei andere zonden nog wel op hun hoede zijn, hebben hun voet in den strik van Mammon eer ze er om denken. Niet allen. Er zijn er ook, op wie geld geen vat heeft. Maar er zijn er ook Sit op een cent eerlijk blijven, maar om een gouden tientje hun conscieatJe verkrachten, De verleiding die van het geld uitgaat, werkt zoo sterk. Men kan zoo menige zaak van twee kanten aanvatten, en zoo nu de ééne kant meer in ons voordeel is, waarom zouden we dan den anderen kant kiezen, ook al voelen we zelf wel, dat het eerlijker ware? Zeker, eerlijk moeten we zijn, maar eerlijker dan eerlijk, hoeft dat? Dit gevaar van het geld kent de wereld nog beter dan de Christea. Daarom Is in geldzaken alle vertrouwen zoo goed als de wereld uit. Alles moet berekend en nagerekend worden. En niet dan achter dien hoogen muur van het rekening afeischen, acht men zich veilig. Alleen in het z'& tt intieme mtAhfAvertrouwen het soms nog van het rekenen. Zoo komt 't nog voor tusschen man en vrouiv. Zoo vindt men bet nog tusschen ouders en kinderen. Een heel enkele maal ook tusschen zeer intieme vrienden. Of zoo men al ook in dezen intiemen kring nog narekent en afrekent, is het bijna uitsluitend om vergissingen te voorkomen, maar zonder dat ooit de eerlijkheid in twijfel wordt getrokken. Rekenen is zet en regel, als gevolg vaa de zosde, vertrouwen bindt mafisch aan mensch alleen sa^m, waar heiliger zin het hart bsheerschJ.

Tweeërlei aard spreekt la belde. Rekenen of Vertrouwen is hetzelfde verschil als tusschftn de Wet en het Evangelie. In het Paradijs stond de mensch «a zij» Schepping - siet onder de Wet maar in het Vertrouwen. Tot de Wet, zegt Paulus, was de zonde •-vel ia de wereld, maar de zonde werd wnder 6.Q Wet niet toegerekend. Hst Wetsstandpunt is altoos rekenen. Dit en dit is mg geboden, en e'k van die geboden moet ik houden. Schiet ik te kort, dan raak ik sa schuld. D.> g ik meer, dan houd ik over. Met overtoüfgfi goede v/erken delg ik dan schuld voor het tekort. Zóó/eel deed God TOor rajj, zóóvreal meetik uu ter betaÜBg van die schuld voor God doea. Altoos het rekenen. Op eea goed werk kan weer evenzoo een kiciaa zonde stsan. Zonden aftrekken en •i'iede werken optellen, blijft dan het dage-'ijksch bedrijf Daarom juist Is het wctsstasdpuüt zoo echt aoüd!grt»«riSciit.Ljk, ook a* staat 't vooralt vast, dai; ds mensca er noos rniê komt.

E a daarom staat tegenover dit Wets itandpuat het E 'aogelie, dat eecigüjk op •/ertrouwen rust. N iar iuid v.=in het Evangelie hebt ga niet met deagoadaar-rekesaar, maar aiet het kiad van God bij zga Vader te Joen. Ea zooals het nog op aarde, zelfs ia onzen zondigen toestand, voorkomt, dat de vader zqa kind ten voile vertrouwt en ten voüe vertrouwen kan, en daarom van alle s-ekssea afliet, zoo ook is het onder het Ei^angalie tnet onze ziel tegenover onzen Gad. Dan toch treedt ook hier het ver trouwen voor het rekenen in de plaats, Eea kisd van God telj zijn goede daden niet op en tuurt niet msQX op de debetzijde vao zijn schu'd voor God. Hst gaat o^'geloof, en geloof Is mst vertrouwen uit ééa wortel. Ia de oorsproakelijke taal van het Nfeuwe Testament is geloof en vertrouwen zelfs éénzelfde woord. Twee werelden staan in dit „rekenen" ea „vertrouwen" tegenover elkander. Bg Satan en onder de demonen is het altoos rekenen ea bij nacht en bij dag onder den doodsacgst van het tekort zitten, maar in het Vaderhuis Iaat zich geen rekenen meer denken. Daar is volkomen vertrouwen van het kiad in zijn God ea van God ie sijn kind levensorde. Dat nu onder ons het rekenen er nog zijn moet, is een last dien de zonde ons oplegt, ea wee hem, die in het aardsche zich aan dien last eigenmachtig onttrekt, ea het rekenen voor zich zelf niet noodig acht. Tot aan oazea dood toe staaa we onder dien last, en eerst met ons sterven komen we van het rekenen vrij. Alleen dit hebben we nu reeds, dat het Kruis onze rekening met God eens voor goed heeft afgedaan, en dat met onzen God ea met zijn echte volk op aarde nu reeds het vertrouwen ons hart verkwikken mag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1911

De Heraut | 2 Pagina's

„Geen rekening gehouden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1911

De Heraut | 2 Pagina's