GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zoo voor een volk als voor een mensch alleen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zoo voor een volk als voor een mensch alleen.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als Hij stilt, wie zal dan beroeren ? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zoowel voor een volk, als voor eenen mensfh alleen. Job 34 : 29.

Hij stilt l betuigt Elihu aan Job.

Hoe over-luidruchtig en rumoerig ging niet ook onder ons 't leven toe! Hoogopgolvend en bruisend stuwden de glinsterende wateren heel ons samenleven voor zich uit. Wat werd er niet van allen kant gelachen, uit alle hoek gejubeld. Ja, scheen 't soms niet één hooggaand 't uitgillen van weeldegenieting, vreugde en... pret!

Het ernstiger hooren en het heiliger zien verging er u bij.

En nu op eens is die drukte ingezonken, en als uitgestorven. Dat wild rumoer zwijgt. De blik van het oog zoekt wat 't mist. Het is of de dag is voorbijgegaan, en of in donkerheid

de ruste van den nacht is ingetreden. Wat er dan intrad? vraagt ge. En op die vraag antwoordt Elihu voor ons: Hij stilde^ en, zoo gaat hij voort: »Als God stilt^ wie zal dan beroeren ? Als God zijn aangezicht voor u verbergt, wie zal dan verwijtend tot Hem op2ien«.

God stilt! Dit ziet ge telkens in het particuliere leven. Niemand onzer of hem zelf overkwam dit wel persoonlijk. En wat anders particulier den enkele trof, dit treft nu heel 't land. Het geldt, zegt Elihu, zoowel svoor een mensch alleen als voor heel een volk«. En nu ontwaren we ook in onze omgeving wel, dat Gods hand zwaar op heel ons volk drukt.

God stilt een mensch alleen! Ge neemt 't telkens waar. Een jongman schier nooit van iets anders wetend dan van verstrooiing en geestigheid en levensgenot; maar zie, op eens bereikt en overvalt hem 't droef bericht dat zijn lieve moeder stierf. En nu is 't uit met die schier eindelooze levensdrukte. Droef zit hij neder. Een wenk van zijn God heeft hem gestild. Of ook, hij zat voor een examen, en reeds stond gereed wat na gelukkigen afloop zijn vrienden in toastenden gelukwensch zou doen losbarsten. Maar hij droop. En nu zonk hij in. Geen woord bijna komt over zijn lippen. God heeft hem stil gemaakt. Nog anders. Een gewaagde verloving had de jonge dochter tot in de wolken toe overgelukkig gemaakt. Maar 't springt af. En nu staart ze somber, zwijgend voor zich heen. God heeft haar gestild. Of ook. De man van zaken won, en won almeer, en altijd door, tot op eens een tegenslag hem verarmde. En nu staart hij als in wanhoop voor zich uit. God heeft zijn zaak en door zijn zaak hem stil gemaakt.

Zoo kan in uw particuliere leven onverhoeds al uw levensgeluk neer worden geslagen, als God zijn aangezicht voor u verbergt.

Zoo komt 't telkens voor met »een mensch alleen", wat wij zouden zeggen met den mensch in zijn individueel bestaan.

Maar zoo, roept ons nu Elihu toe, kan 't ook met eefi heel volk loopen.

Ook met een volk kan 't zijn, eerst lange jaren één rumoer van vreugde en voorspoed, en dan valt plotseling de slag in.

Dan is 't of heel 't volk den adem inhoudt.

Dan heeft God heel dat volk gestild.

ïs er nu in uw hart nog een band aan uw jolk die krachtig genoeg trekt, dan vergeet ge voor een oogenblik eigen zorg en eigen leed, om te zuchten met uw volk, mee onder den nood van dit volk ook zelf den schouder te zetten, en u, zoo al niet met, dan toch voor dat uw volk voor uw God te verootmoedigen, en zijn verbeurde genade in te roepen.

Ge hebt drieërlei leven.

Particulier.^ zoo voor u zélf persoonlijk als voor uw gezin, en valt in dat gezin de slag, al blijven we er dan persoonlijk ook nog zoo wel aan toe, dan weenen we toch met ouders en broeders en zusters mede, en dan zijn 't zeer stille dagen die we in die weken van aangrijpenden rouw als doorkruipen.

We hebben, heel anders, een tweede leven met het volk des Heeren, en in den band aan dit verkoren volk, juichen we in lof en aanbidding meê, als de zake van Gods Koninkrijk bloeien mag en zichtbaar vooruitkomt. Maar evenzoo treuren we in den band aan dat volk des Heeren, als druk en onrecht ons terug dringt en de Naam des Heeren schade lijdt. Wat in dat volk tintelt, lief of leed, trilt in ons eigen zielsbesef na.

Maar zoo nu is er ook een derde band, de band die ons aan het land onzer vaderen, aan het volk van ons eigen bloed verbindt, en ons meê doet leven in het maatschappelijk saimzijn.

Niet altoos trekt die band even sterk. Vaak .is er veel in het doen van land en volk, dat ons hindert, grieft en ergert. Soms is 't, of er een woelen opkomt, dat ons uitstoot, bannen wil en 't leven benevelt.

Jezus zelf brak tenslotte met zijn volk.

Hij had dat volk zoo Goddelijk teeder Hef. «Jerusalem, Jerusalem, hoe dikwijls heb ik niet uw kinderen willen bijeènvergaderen, gelijk een hen haar kiekens!" Maar tenslotte moest 't tot breuke komen. tZiet, uw huis worde u woest gelaten. Gij hebt niet gewild!"

Nooit mag daarom de liefde voor land en volk den band die ons aan het volk des Heeren bindt, verzwakken, laat staan losrafelen.

God liefhebben Isoven alles, en in den naaste... óók ons volk en vaderland, doch eerst na God!

Ook de martelaar breekt met zijn vaderland om als burger van het hemelsch vaderland aan zijn God getrouw te blijven. En vooral in dagen als we thans doorleven, moet elk gevaar gekeerd, dat ook maar één onzer, om den nood van 't land, den band aan het Jerusalem dat. boven is verzaken zou.

Maar op verzaken gaat 't thans niet.

Eer omgekeerd.

Hij stilt.

God in zijn Almacht werpt de Godvergeten, de brooddronken vreugde in het volksrumoer thans neder. Van God. hoort men thans lieden reppen, die jaar in jaar uit op 't zwijgen over God in het publieke leven aandrongen. Zie 't maar aan de bladen die 't anders al buiten God afdeden. Zie er het kerkpubliek maar op aan, wat vreemde gezichten er zich zien laten. Neem onder 't wandelen de uitdrukking van de meeste gezichten op, en zie hoe de trekken stroef staan. Er is kommer. Men vreest voor erger. Men vraagt in angstige spanning, waar al dat onheil op uit zal loopen. Die zijn werk verloor, weet geen raad. Er is een andere toon in 't leven gekomen. Of er het echte is, wie zal 't uitmaken. Maar al trekt 't leven in de groote maatschappij nog niet sterk naar God, 't roept toch zeer stellig veel minder tegen God in, dan anders. En dit nu bereidt ons, behjders van den Christus, thans de heilige vreugd, dat we zonder Hem te verzaken met al de warmte van ons hart in den druk van land en volk kunnen meeleven.

Vergeleken bij menig ander volk zijn we nog zoo rijk. Er mag in ons land, en onder ons volk, nog een Christelijke actie bloeien, die vooral sinds de tweede helft der vorige eeuw insloeg en zienderoogen toenam. Meer dan eens reeds werd de klokslag van het nationale leven in een Christelijken toon gezet. Er is onder ons volk een Christelijke actie in het publieke leven, zooals ge die bijna in geen ander land vindt.

Juist dit nu maakt 't ons zoo van zelf sprekend, om zonder strijd en zonder huivering thans in den nood van land en volk meê te leven.

Zelfs bezielt ons de hoop, dat het lijden dat thans land en volk drukt, den toon van het volksleven heiligen zal.

Het blijkt zooals Elihu 't uitzong: „God stilt de levensvreugd, om ons te zegenen, nu eens bij een mensch alleen^sn. dan weer bij heel een volk."

Eerst te weelderig rumoer en over-wereldsch. Dan komt de. tegenspoed en maakt God ons stil. In die stilte dringt dan zijn Goddelijk roepen weer tot ons door. En als dan de beproeving week, en de vroegere levensvreugd terugkeert, dan kan 't straks worden, èii bij den mensch alleen, èn bij heel ons volk, een leven meer nabij den Heilige.

, Lang niet altoos werd 't zoo, maar toch, in de dagen onzer vaderen was het zoo.

Moge dan ook thans zoo de uitkomst wezen, èn voor u als mensch alleen, èn voor heel ons rolk.

Klimme daarvoor aller bede onder oïis op. En moge die bede bij onzen God verhooring vinden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Zoo voor een volk als voor een mensch alleen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1914

De Heraut | 4 Pagina's