Achtste Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag - pagina 71

LXIÏ

goedkeuren. Beter deze vraag dan een oppervlakkig toestemmen, dan een napraten zonder levendig bewustzijn van het groote belang der zaak, zonder ernstig streven om tot helderheid op dit punt te komen. Laat ik U daarom nog met een kort vfoord 't verband dezer beschouvsdng met de studie, die U, naar ik hoop, lederen dag zal bezig houden, aantoonen en TJ daarna vsdjzen op den weg, dien Gij te bewandelen hebt overeenkomstig Gods Woord, om deze liefde deelachtig te worden. Ik ga daarbij uit van de onderstelling, dat U allen, zooal niet rechtstreeksche lietde tot de wetenschap, dan toch lust tot -de studie bezielt. En dat mag ik immers? 't Zou mij althans zeer leed doen, wanneer ik moest bemerken, dat er onder u zijn, die de studie alleen beschouwen als een noodzakelijk kwaad, als een middel, dat helaas! nu eenmaal onontbeerlijk is om de betrekking in kerk of staat of maatschappij te bekleeden, die gij u als begeerlijk hebt voorgesteld. Mijneheeren, gij zijt studenten aan de Vrije Universiteit, aan de Universiteit op den grondslag •der gereformeerde beginselen, dat is op den grondslag van Gods Woord. Ik mag dus onderstellen, dat Gij dat Woord kent, dat "Gij belijdt, dat het is Gods Woord, dat gij erkent, dat dat Woord het richtsnoer is voor geheel uw doen en zijn, voor al uwen handel en wandel, voor uw denken, uw lieven, uw leven? Welnu, dat Woord zegt mij, dat God de eeuwigheid in. het hart des meuschen gelegd heeft, dat is eene natuurlijke genegenheid 'tot de onderzoeking der eeuwen en tijden en wat daarin geschied is, met andere woorden, lust tot onderzoek en wetenschap. Dien lust heeft God dus ook in uw hart gelegd, en bespeurt gij -dien niet bij u zelven dan ligt de schuld daarvan bij U; dan laat gij u door zingenot, door traagheid en vadzigheid verleiden, dan laat •gij iiw lichaam heerschen over uwen geest. Let wel, mijne heeren, ik beweer niet dat dit zoo is, wanneer Gij geen lust hebt aan •deze of gene wijze van studie, wanneer dit of dat vah u minder aantrekt, ofschoon dit gewoonlijk slechts voorwendsels zijn, vijgebladen om de naaktheid te bedekken ; maar het is zoo, wanneer Gij geen lust tot onderzoek, tot meerdere kennis, wanneer gij geen behoefte aan wetenschap hebt. God heeft niet aan een ieder dezelfde gaven gegeven; niet ieder heeft de roeping zijn leven aan de wetenschap te wijden. Maar voor een iegelijk, die aan eene hoogeschool studeert, moet de wetenschap meer zijn dan een goede weg om vooruit te komen, meer ook dan een middel om de nieuwsgierigheid te bevredigen; zij moet voor hem hare aantrekkelijkheid hebben in zich zelve, zoodat hij, waar hij kan en voorzoover het hem vergund wordt, haar tracht te verwerven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen