Jaarboek 1935 - pagina 71

69 Voor den Senaat der Universiteit is de verloopen cursus niet een veelbewogen jaar geweest. Met een gering getal gewone senaatsvergaderingen kon worden volstaan. Het instituut der assessoren blijkt aan een vlotte afdoening van zaken bevorderlijk te kunnen zijn. De Rector moge een woord van dank aan hen voor hun steun vergund zijn; een woord van dank ook aan den pedel der Universiteit en aan het bureau der Vereeniging onder leiding van den heer Faber, die door hun hulp en medewerking en door de wijze waarop zij die verleenen de taak van den Rector in niet geringe mate verlichten. In den kring der hoogleeraren kwam deze wijziging, dat aan onzen ambtgenoot Kuyper, na een vijf-en-dertigjarige ambtsvervulling als hoogleeraar, in verband met het bereiken van den zeventigjarigen leeftijd eervol emeritaat werd verleend. Groot is het verlies dat de Universiteit, en vooral de theologische faculteit, lijdt met het heengaan van dezen hoogleeraar, die, zoowel als man van wetenschap als door de leiding die hij aan het kerkelijk leven geeft, aan den grooten naam dien hij draagt nieuwen luister heeft bijgezet. Gelukkig zal dit verlies niet aanstonds voelbaar zijn. Kuyper gaat de rust, waarop zijn emeritaat hem aanspraak geeft, nog niet genieten; op verzoek van Directeuren heeft hij zich bereid verklaard zich nog eenigen tijd te blijven belasten met het geven van onderwijs en het afnemen van examens in de vakken waarin hij dit totnogtoe heeft gedaan. Afscheid hebben wij dus nog niet genomen; voor een afscheidscollege was het oogenblik nog niet aangebroken. Wel heb ik hem de gevoelens zijner ambtgenooten vertolkt ter gelegenheid van zijn zeventigsten verjaardag, dien hij in Zwitserland heeft gevierd. Tot een gelukwensch bestond te meer aanleiding, waar gedurende zijn langdurige ziekte zijn vrienden en de zijnen meer dan eens in vrees moesten verkeeren hem te gaan verliezen, totdat hij, door Gods goedheid van het ziekbed herrezen, na de Kerstvacantie met hernieuwde kracht, en als verjongd, zijn arbeid hervatte. Het onderwijs, aan de Universiteit gegeven, werd uitgebreid door de toelating van Dr. E. van Dalen als privaat-docent in de analytische scheikunde. Wat voorts de hoogleeraren betreft moge ik in de eerste plaats vermelden de benoeming van Anema tot lid van de geschied- en letterkundige Afdeeling van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Wij hebben allen die benoeming van een ambtgenoot, op wien wij trotsch zijn, met vreugde vernomen; ook van deze plaats moge ik hem hartelijk ermede gelukwenschen. Terwijl uitnoodigingen tot bijwoning van bijzondere plechtigheden van dit hooge lichaam door ons steeds zeer op prijs worden gesteld, zien wij in deze benoeming gaarne een vernieuwd bewijs dat voor geleerden van Calvinistische belijdenis de deur der Academie niet gesloten is. Was bij den aanvang van den academiecursus collega Van Schel-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen