Jaarboek 1964 - pagina 115
tijden zich door B.'s bestrijding weerlegd acht. Er is niet eens een gemeenschappelijke gespreksbasis. 7. Twee van de meest interessante bladzijden uit B.'s oeuvre zijn de slotpagina's uit B.'s artikel „Das Befremdliche des christlichen Glaubens "(G.u.V., III, 211 en 212). Hij polemiseert daar met Jaspers. Jaspers staat niet open voor B.'s dialectische verbinding van Gods (actuele) openbaring met het historisch gebeuren (van Jezus Christus, culminerend in Zijn kruisdood), evenmin voor B.'s centrale aandacht voor Christus' kruis. B. nu is van oordeel, dat dit verklaarbaar is. Hij schrijft: ,,Er (n.l. Jaspers) ist offenbar nicht bereit, sich gegenüber dem ihm hier und jetzt begegnenden Wort Gottes vöUig zu entsichern, es schlechterdings hier und jetzt Ereignis werden zu lassen . . . Er sichert sich gleichsam durch eine Metaphysik, in der vorgezeichnet ist, wann und wo Gott reden könne. Es scheint mir, dasz er um seiner Selbstsicherung willen Gott, der immer nur ein auf mich zukommender Gott sein kann, zu einer zeitlosen Welt des Geistes vergegenstandlicht, über die der Mensch denkend verfügen kann" (G.u.V., III, 211, 212).
Wat zou Jaspers hiervan zeggen? Mij Jaspers indenkende, komt het mij voor, dat deze argumentatie voor Jaspers geen hout snijdt. Jaspers ontkent n.l. niet de geldigheid van B.'s theologie omdat hij zichzelf beveiligen wil tegen God, maar hij ontkent haar, omdat hij eigen vrijheid beveiligen wil tegen de willekeur van B.'s paradox. Vanuit de existentie-filosofische presuppositie's (van Jaspers én van B.) volkomen terecht. B.'s machtss^t&ik van de paradox is een nachtspreuh voor Jaspers. Naar aanleiding van Kierkegaard's paradox-leer merkte hij al eens op, dat het christendom hiermee blijk gaf, dat het over de kop geslagen was, en zich niet langer handhaven kon. Men moet, wil men B. volgen, niet alleen in ,,Glaubensentscheid u n g " geloven in Gods steeds nieuwe, actuele openbaringsgenade en genade-openbaring, maar men moet, om dit te kunnen, ook in B.'s paradox geloven. B. ziet dat over het hoofd, en heeft op grond van de ruimte, die dit paradox-geloof hem geeft, reden, om Jaspers te verwijten, dat hij een metafysica aanhangt, waarin hij zichzelf beveiligt tegen God. Maar waar komt B.'s ^ekerheid omtrent de God der genade, die alleen een ,,auf mich zukommender Gott sein /èa««"(!), 115
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Jaarboeken | 170 Pagina's