Jaarboek 1988-1989 - pagina 22

naar voren komt, dan behoeft de discussie over wel of niet invoering van een ondernemingsraad aan onze universiteit een niet al te moeilijke te zijn. Deze laatste opmerking laat onverlet dat ik met genoegen terugkijk op het met de Universiteitsraad gevoerde overleg. Ik wil u echter vandaag niet confronteren met allerlei lopende zaken, maar mij meer aan enkele bespiegelingen wagen, wellicht wel eens wat te luchthartig in de ogen van u die de hitte des daags van de werkvloer hebt te verduren. Mijn hang naar enige bespiegelingen wordt mede ingegeven door het feit, dat ik vandaag aan mijn tweede ambtsperiode als rector begin en mij derhalve na twee jaar openlijk mag afvragen in welke bestuurlijke wereld ik in de afgelopen jaren heb vertoefd. Welnu, één ding was vanaf het begin duidelijk: collega-bestuurders vonden het opportuun om het substantief "universiteit" van in hun ogen kenmerkende adjectieven te voorzien. De ondernemende universiteit spant daarin verre de kroon, maar we hoorden ook van de vitale universiteit, de creatieve universiteit om slechts enkele voorbeelden te noemen. En uiteraard moet ik de redzame universiteit met ere vermelden, omdat we die combinatie danken aan de voorzitter van ons eigen College van Bestuur. Maar tevens typeerde hij met dat adjectief juist onze eigen instelling; wij redden ons hier immers wel en de hang naar publiciteit zou ik niet buitensporig willen noemen. Wij zijn er duidelijk op uit onze eigen zaken op orde te hebben en te houden. Zodoende zijn we ook in staat gebleken flinke schokken te verwerken, hetgeen echter onverlet laat dat voor individuele personeelsleden de schok somtijds heftiger is geweest dan voor de organisatie in haar geheel. Dat wij onze zaak goed op orde hebben, mag blijken uit de ervaringen die wij ondertussen hebben opgedaan met de externe beoordeling van het voorwaardelijk financieringonderzoek en de bevindingen van een aantal visitatie-commissies, die inmiddels onze universiteit bezocht hebben. Gebleken is dat ons vf-onderzoek, op enkele kleine uitzonderingen na, de toets der kritiek goed weet te doorstaan. Met vertrouwen zie ik dan ook de resultaten van de derde beoordelingsronde tegemoet. Dit vertrouwen wordt mede ingegeven door de rol die de Universitaire Toetsingscommissie (de UTC) intern speelt. Mede haar functioneren maakt zonneklaar dat wij in eigen huis de kwaliteit van het onderzoek weten te bewaken. Grosso modo geldt dit eveneens voor de overige universiteiten. Wanneer dit beeld door de uitkomsten van de derde ronde vf-beoordeling bevestigd wordt, waar ik dus niet aan twijfel, dan is het legitiem de vraag onder ogen te zien of de externe toetsing op dezelfde wijze als nu gecontinueerd dient te worden. Wanneer we kunnen concluderen dat het vf-onderzoek aan de te stellen eisen voldoet en de schone ideeën rond reallocatie van b-delen allang vervluchtigd zijn, dan kunnen we ons met recht afvragen of het huidige externe beoordelingssysteem gehandhaafd moet blijven, hoezeer KIVI (het Koninklijk instituut voor ingenieurs), NWO (de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek) en 20

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen