GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 67

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

BOEKBESPREKING

35

der middeleeuwen geweten wordt (p. 282), is daarna dan ook weinig overtuigend. Eveneens kunnen we zonder nader bewijs de opmerking, dat de late scholastiek verstarder was dan de burgerlijke litteratuur (p, 36, boven) niet aanvaarden: als men maar aan bepaalde personen denkt, kan men even goed het omgekeerde beweren. Verwarrend is het voortdurend gebruik van de tegenstelling rationalisme-irrationalisme. Nu eens beteekent het laatste iets goeds (het „geloof" b.v.), dan weer iets slechts (het chaotische, het dierlijke), m.a.w. nu eens wordt er het bovenredelijke, dan weer het onredelijke mee aangeduid. De beschouwingen over kunst en over natuurwetenschap geven dikwijls de indruk kritiekloos overgenomen te zijn. Soms wordt een vlot betoog onderbroken door een schoolsch zinnetje uit het lexicon, b.v. als nogal overbodig meegedeeld wordt, dat Cusanus „de geniale zoon van een Moezelschipper" was (p. 36). Bij de behandeling van de natuurwetenschap wordt onevenredig groote aandacht aan Liebig, Volta en Gauss (met in het kader van dit werk geheel overbodige bizonderheden, p. 208) besteed, terwijl aan de enorme invloed van Darwin op het denken van de massa, en, omgekeerd, aan de invloed van economische theorieën en toestanden op het denken van Darwin, weinig aandacht besteed wordt. Aangezien het werk handelt over de structuur van de geheele samenleving en de invloeden op de geheele maatschappij, had de schr. zijn personen scherper kunnen selecteeren vanuit dat gezichtspunt : minder plaats wijden aan expressionisten, impressionisten, romantici (misschien zelfs aan Goethe), méér plaats aan b.v. Newton, Buffon, Darwin, Büchner, Haeckel, Voltaire, Dickens, die nü niet meer dan terloops vermeld worden. Te meer verbaast ons dit, daar de beperkte invloed van geestelijk-exclusieve groepen in vergelijking b.v, met de dagbladpers den schr. wèl bewust geworden is (p. 222). Vanuit het standpunt der natuurwetenschap zou men bezwaar kunnen hebben om de 19e-eeuwsche materialisten (Haeckel c.s.) als „empiristen" aan te duiden; „pseudo-empiristen" zou voor deze dogmatische vervalschers der zuivere wetenschap een beter woord zijn. Cavendish, die in 1810 overleed, was dus geen ,,Engelsche experimentator uit de jaren omstreeks 1820" (p. 206). De waardeering van het copernicaansche systeem („Zij bewees hoe vruchtbaar de logische deductie en de mathematische formuleering konden zijn en gaf vertrouwen in de kracht van de menschelijke rede" p, 86) lijkt ons overdreven, want men zou hetzelde ook van het ptolemaeïsche systeem kunnen zeggen. Hoe weet de schr., dat ,,uit de geest der mathematische exactheid ook de liefde voor nauwgezette waarneming geboren werd"? (p. 87). Zonder bewijs is dat niet te aanvaarden, want deze twee hangen volstrekt niet altijd samen. Men denke slechts aan Plato en Aristoteles. De uitspraak, dat het empirisme pas groote beteekenis kreeg, toen het tot systeem verheven was (p. 87), dus met Bacon (1620), strookt niet met de groote beteekenis, die de schr. eenige regels verder aan de zuiver beschrijvende kruidboeken van de 16e eeuw toekent. Volgens de schr. is Italië in de diepste grond geloovig (p. 158); toch was men in Frankrijk en Engeland in de 17e eeuw van meening, dat niet uit de protestantsche landen, maar uit het roomsche Italië het strijdbare atheïsme voortkwam. De opvatting, dat juist het calvinisme de moderne kapitalistische ontwikkeling in de hand werkte, wordt door de schr. terecht niet zonder reserve beschouwd (p. 72); trouwens Weber, aan wien men deze theorie toeschrijft, had zelf een open oog voor de conservatieve, niet-individualistische tendenties in het calvinisme. De zeer groote invloed van de gereformeerde wereldbeschouwing op de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 228 Pagina's

1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 67

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 228 Pagina's