GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 109

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE MENS ALS EMBRYO: ANTHROPOLOGIE VAN HET BEGIN

85

relatievorming van mens en wereld, zoals die door Gehlen is beschreven, in de embryologie reeds zijn uitdrukking vinden. Om te doen zien hoe vruchtdragend deze beschouwingswijze is, wil ik enkele punten uit de embryologie van de mens bespreken, die slechts vanuit anthropologisch gezichtspunt kunnen worden begrepen. Adolf Portmann heeft in zijn „Biologische Fragmente zu einer Lehre vom Menschen" (1951) en later in „Zoölogie und das neue Bild des Menschen" (1956) als eerste de geheel eigen betekenis van de geboorte van de mens uiteen gezet. Men late zich overigens niet door de titels van zijn werken misleiden. Ook Portmann tracht tenslotte datgene, waarin de mens uit het biologische raam springt, weer met biologische termen te vatten, iets waarop wij ter plaatse nog nader zullen wijzen. Portmann's studie betreffende de cephalisatiegraad (de graad van „behersening") als criterium voor de organisatie-hoogte der dieren, leidde hem tot een nadere bestudering van het gedrag van pasgeboren dieren en hun ouders. De groep der zoogdieren bleek uiteen te vallen in tweeën. De ene groep heeft een geringe ontwikkelingsgraad van de hersenen, weinig gespecialiseerde lichaamsbouw en weinig gedifferentieerde Umwelt. Bij deze dieren ziet men een korte draagtijd van de embryonen, een groot aantal jongen per worp en een hulpeloze toestand van de jongen bij de geboorte. Dit laatste blijkt vooral uit de afgesloten zintuigen, het ontbreken van een eigen temperatuursregulatie en de geringe bewegingsmogelijkheden. Tot deze groep behoren bijvoorbeeld de knaagdieren en de kleine roofdieren. Men ziet het uitgesproken bij muis en rat. De jongen moeten in een nest blijven en zijn volkomen van de ouders afhankelijk. Portmann noemt deze dieren nestblijvers. De andere groep heeft een grote ontwikkelingsgraad van de hersenen, gespecialiseerde lichaamsbouw en gedifferentieerde Umwelt. Hier ziet men een lange draagtijd, één, zelden twee jongen per worp en een grote ontwikkelingsgraad van de hersenen bij de geboorte. De jongen lijken bij de geboorte in hun gedrag op volwassen dieren en kunnen alle functies van de volwassenen volvoeren. Men ziet dit aan de open zintuigen, de eigen temperatuursregulatie en de ruime bewegingsmogelijkheden van het jong. Deze dieren bouwen geen nest, hun jongen verwijderen zich meestal direct van de ouders en ze kunnen vaak zichzelf onderhouden. Men noemt deze dieren nestvlieders. Met name de anthropoïde apen behoren hiertoe, evenals de hoefdieren. Het blijkt dus dat de indeling van de zoogdieren in nestblijvers en

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 109

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's