GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1961 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 14

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

P. GROEN

worden; die natuur, waarover dichters zingen en waar Beethoven zijn Pastorale aan wijdde, en zijn lied „Die Ehre Gottes aus der Natur". (b) Een ander begrip „natuur" is het, waarvan men zegt dat zij wetten heeft, natuurwetten (soms zelfs van ijzer), die natuur die onderzocht wordt, die voor 'n deel al doorzien wordt, zoals men zegt; de natuur der natuurwetenschappen. Als we dat eerste begrip „natuur" eens als de natuur der dichters zouden aanduiden, dan zouden we het tweede begrip de natuur der denkers kunnen noemen. En nu: de natuur en de grootheid Gods. God is groot, zegt de Bijbel. Daar ligt op zichzelf voor ons geen probleem. Maar die naast-elkaar-stelling: de natuur en de grootheid Gods, die heeft problemen gebracht; aan beide kanten: zowel aan de zijde van de natuur der dichters als aan die van de natuur der denkers; vooral aan die laatste zijde. Waardoor zien we hier tegenwoordig problemen? Doordat die „natuur", hoe dan ook opgevat, verzelfstandigd is geworden, tot een zelfstandigheid naast God is gemaakt. Dat behoeft nog geen vergoding te betekenen. Maar wèl krijgen we dit, dat naarmate die zelfstandigheid der natuur in de gedachten der mensen groeide, de grootheid Gods noodzakelijkerwijs minder werd. Bij dat eerste begrip „natuur" heeft deze verzelfstandiging geleid tot zulke ideeën als „moeder natuur", de natuur als de grote almoeder; ook heeft die verzelfstandiging geleid tot een vereenzelviging met God, tot een pantheïsme. Maar we willen over deze kant van de zaak hier verder niet spreken; dit natuurbegrip speelt geloof ik in het denken en handelen van de tegenwoordige westerse mens niet zo'n grote rol als dat andere natuurbegrip, dat van de natuurwetten en wat daarmee samenhangt. Alleen al het spreken van „natuurwetten", waaraan de natuur „gehoorzaamt", duidt op een zekere verzelfstandiging van de natuur. Zolang men het nu nog zo stelde dat God de wetgever is en bovendien die wetten nog niet als alles-bepalend, alles determinerend gezien werden, zolang kon dit spraakgebruik misschien nog niet veel kwaad, hoewel het de kiem van een verkeerde natuuropvatting in zich borg. Maar naarmate de natuurkunde voortschreed en die ,,natuurwetten" gaandeweg meer een sluitend geheel leken te vormen, in diezelfde mate werd die „natuur", die aan de natuurwetten „gehoorzaamt", meer als een zelfstandigheid gezien, los van God. En wanneer men 't

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 308 Pagina's

1961 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 14

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 308 Pagina's