1964 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 157
STERFELIJKHEID OF EINDELOOS LEVEN
121
functie vervult in het kader van het hogere organisme. Er zijn zeer vele voorbeelden in het zoogdierenorganisme van cellen die tijdens het uitoefenen van hun functies afsterven, en in verschillende organen vinden we dan ook een taakverdeling tussen delende cellen enerzijds, die het orgaan opbouwen en steeds weer aanvullen, en de niet meer delende en voor hun functies gespecialiseerde cellen anderzijds. Voorbeelden van gedifferentieerde en tijdens het uitoefenen van hun functie afstervende cellen zijn, naast de epidermis-cellen, ook de epitheelcellen van de darmwand, vele soorten kliercellen, en ook de rode bloedlichaampjes die reeds tijdens het proces van hun differentiatie de kenmerken van een levende cel verliezen. Maar tegenover al deze tot sterfelijkheid gedoemde cellen staat dus een moederlaag van delende cellen die voor de voortdurende aanvulling van deze weefsels zorgt: de basale laag in de opperhuid, de erythroblasten, voorlopers der rode bloedcellen, in het beenmerg, de delende cellen in de krypten van de darmbekleding, het zijn even zovele reservoirs van cellen die gedurende het gehele leven jong blijven en ook voor de voortdurende verjonging van de betreffende weefsels zorg dragen. Zo komt het dat de cellen van de opperhuid van een grijsaard niet ouder zijn dan bij een kind: ze gaan slechts enkele dagen mee, alvorens vervangen te worden door een nieuwe generatie. » > t n .-• §ffs.i^ Zo te zien zouden deze processen van slijtage en vervanging even goed 200 jaar voort kunnen gaan als 80 jaar, en we moeten ons dan ook afvragen of er niet andere mechanismen in ons lichaam zijn die een duidelijker eindigheids-karakter hebben. Ons uitgangspunt was immers het zoeken naar een verklaring voor de natuurlijke dood, de sterfelijkheid die, in tegenstelling tot het voortijdige, accidentele sterven, bij ons lichaam behoort, een als het ware ingebouwde limiet van de levensduur. Wat is het, in structuur en werkwijze van het organisme, dat de levensduur beperkt en veroudering en dood ten gevolge heeft? Er zijn vele pogingen tot antwoord op deze vraag gedaan, geen van allen bevredigend, waarvan ik een enkele wil noemen. In aansluiting aan het vorige kunnen we namelijk constateren dat lang niet alle organen een mechanisme van celvernieuwing kennen zoals hierboven werd besproken. Er komen, wat deze kwestie van slijtage en verjonging betreft, allerlei variatievormen voor in ons lichaam, waarvan we nu slechts enkele uitersten kunnen bespreken. En dan zijn deze uitersten aan de ene zijde de steeds vernieuwende weefsels zoals huid- en darmbekleding, en aan de andere kant weefsels als onze hart-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 316 Pagina's