GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 273

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. H. STOUTHAMER

225

zijn. We moeten ons dus goed realiseren dat het classificatiesysteem bij bacteriën niet in staat is en ook niet beoogt verwante organismen in één groep bijeen te brengen. Op het eerste gezicht lijkt deze situatie een nadeel. Mandel heeft er in een recent overzichtsartikel in Annual Review of Microbiology op gewezen, dat het juist een groot voordeel is, omdat de microbioloog daardoor gedwongen is de verwantschap tussen bacteriën langs experimentele weg te bepalen. Experimentele

benadering van de evolutie van de prokaryoten

De evolutie van de prokaryoten kan op 3 manieren experimenteel worden benaderd: a. Door vergelijking van het percentage guanine-cytosine in het DNA. b. Door hybridisatie van DNA molekulen c. Door vergelijking van bepaalde delen van het chromosoom. De basensamenstelling van DNA en de evolutie van de prokaryoten In DNA van alle organismen is het gehalte aan adenine gelijk aan dat van thymine en het gehalte aan guanine gelijk aan dat van cytosine. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat DNA bestaat uit twee om elkaar gewonden polynucleotide strengen, die bij elkaar gehouden worden door waterstofbruggen tussen de zgn. complementaire basen. Adenine vormt een basenpaar met thymine en guanine met cytosine. Daarom kunnen wij de samenstelling van DNA weergeven als het percentage guanine-cytosine (% GC). Het gemiddelde % GC heeft voor elk organisme een constante waarde. Van organisme tot organisme kan het evenwel sterk variëren. Bij bacteriën kan het uiteenlopen van circa 25 % GC voor Mycoplasma tot circa 75 % GC voor Micrococcus. Bij blauwwieren van 39 tot 71 % GC. In geen enkele andere groep organismen bestaat een dergelijke grote spreiding in het GC gehalte. Wij kunnen ons afvragen hoe een dergelijk grote verscheidenheid van basen-samenstelling van DNA bij microorganismen ontstaan is. Om dit te begrijpen moeten we ingaan op het mechanisme van de DNA replicatie. Het is een bekend verschijnsel dat bij deze replicatie twee nieuwe DNA moleculen ontstaan, die elk één streng oud en één streng nieuw gevormd DNA bevatten. Deze replicatiewijze, „semiconservatief" genoemd, ontstaat in principe doordat telkens tegenover een base van de oude streng de complementaire base op de nieuwe streng aan de groeiende keten wordt gehecht. Hierdoor is dus de overdracht van de erfelijke infor-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 273

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's