1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 293

HET BESTUUR DER C.V.N.G.

241

statuten het lidmaatschap toelaten van allen die een doctoraal- of equivalent examen hebben afgelegd, mag de conclusie luiden, dat in dit opzicht door de meerderheid geen veranderingen worden gewenst. Een zeer duidelijke indicatie leveren de antwoorden op vraag 5, de vraag betreffende de noodzaak van de huidige grondslag. Niet minder dan 115 van de hier beschikbare 242 antwoorden achten belangstelling voor de vragen van geloof en wetenschap reeds een voldoende voorwaarde voor het lidmaatschap. In 73 gevallen acht men een christelijke levensovertuiging noodzakelijk. Een protestants-christelijke levensovertuiging wordt in 38 antwoorden aanbevolen. Slechts 16 personen vragen onderschrijving van een orthodox-protestantse grondslag. Ook hier is geen verschil tussen de opvattingen van medici en andere leden. Nog duidelijker komt deze zaak te liggen bij een indeling in leeftijdsgroepen. Zelfs in de leeftijdsgroep boven 60 jaar is slechts 15% voorstander van het handhaven van een orthodox-protestantse grondslag en een ruime meerderheid voor toelating van allen met een christelijke levensovertuiging (38%) of zelfs van allen met belangstelling voor de vragen van geloof en wetenschap (35%). De groep 40-60 jaar verschilt hiervan niet veel en in de groep jonger dan 40 jaar is 90% voor aanzienlijke verruiming van de grondslag (74% algemene belangstelling plus 16% christelijke levensovertuiging). Bij de beantwoording van vraag 6 „Waarop stel u met name prijs?" komt het tijdstrift als ruime winnaar te voorschijn: 192 van de 247 inzenders willen dit in ieder geval niet missen. De conferenties komen op 83, het verenigingsverband op 73 en een losser verband (bijvoorbeeld studiegroepen) op 61 aanhangers. De som van deze getallen is uiteraard groter dan het aantal inzenders, omdat men op meerdere aspecten tegelijk bijzonder veel prijs kan stellen. Uit de beantwoording van de zevende vraag blijkt, dat men verschillende taken ziet liggen voor een vernieuwde vereniging. De studie van de „relatie tussen bijbelse boodschap en wetenschapsbeoefening" (a) heeft de grootste belangstelling (138 positieve antwoorden). Daarna komt de ,,relatie tussen wetenschapsbeoefening en levensmotieven, vooral met het oog op de ethiek van de academicus in zijn beroep" (b) (132 positief). Vervolgens de „rol van de wetenschapsbeoefening in de huidige maatschappij inclusief de politieke aspecten" (c) (106 positief). Tenslotte de „methodologische en wijsgerige vragen van de wetenschapsbeoefening" (d) (68 positief). Bij de indeling naar leeftijdsgroepen blijkt dat personen ouder dan 60 jaar een overwegende voorkeur hebben voor (a), doch dat dit on-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen