GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 432

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 432

De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

193-25; Het boek van Waterink: Vollenhoven aan Janse op 20 maart 1933 en het antwoord van

17 mei 1933.

194-18; Waterink knipte volgens- T. Hoekstra, De oorsprong der nel in het G.TT, 33e jg., okt.

1932, p 225-243. J. Waterink, De oorsprong der ziel in het G T.T, 33e j g , dec. 1932, p. 329-352

en febr 1933, p. 433-459; citaat p 449.

195-6, Waterink werd eind T Hoekstra, Nog eens de oorsprong der ziel. In GTT, 34e j g , dec

1933, p. 393-398 en H Steen, Hernieuwd Apollmansme In. G.l.T., 34e jg., dec. 1933, p 364-

392.

195-23/24, Waterink publiceerde deze brief De Reformatie, 14e jg. nr. 24 van 16 maart 1934.

196-8/9; Vollenhoven oordeelde- 30 maart 1934.

196-21; "Men kon en men mocht": De Reformatie, 14e Jg, nr 28 van 13 april 1934.

196-32, Aan Schilder schreef Watennk: K. Schilder schreef op 4 juni 1932 aan C. Veenhof over

zijn vrees, "dat een deel van wat V.(ollenhoven) wil, met met de Schrift te vereenigen valt,

hoezeer ik hem ook bewonder, en zijn streven waardeer, en me wel wachten zal, iets stelligs

hieromtrent te beweren, zoolang ik met meer van hem weet, en mijn meening getoetst heb." Al

eerder had Schilder geschreven: "Ik wilde je alleen doen zien hoe ik me uit de moeilijkheid - die

voor mij nog altijd eenigszins leeft, als ik de confessie beslissend verklaar - gered heb zonder ook

maar iets af te dingen op het respect, dat V. als christendenker en als gereformeerd

probleemsteller en als kind van God verdient."

Op 18 november 1932 ook nog: "In de dingen van de 'ziel' volkomen eens, maar in kwestie van

Vollenhoviana langzamerhand MISSCHIEN een anderen kant uitgedreven, malgré nous. Ik kan

me daann vergissen, want nog eens, ik weet van deze dingen nog veel te weinig af. Maar ik kan

de gedachte met van me afzetten, dat Vollenhoven een gravamen in moest dienen tegen de

belijdenis Ik zeg dat aan jou, en aan niemand anders; omdat ik het met weet. Het zijn maar

ahnungen; en ik verlang eerlijk naar den tijd, waarin ik met ernst hem zal kunnen bestudeeren.

Ik hoop, dat ik dan van deze gedachte bevrijd zou worden"

Zie ook. W G. de Vries, Calvmisten op de tweesprong Groningen 1974, p 202, brief van 4 juni

1934.

197-27, Hoe onmogelijk het was- Calvinistisch Weekblad, Ie j g , nr. 8 van 22 nov 1935.

198-9; Het was Schilder M E Verburg, Herman Dooyeweerd Baarn 1989, p. 162-164 Verburg

citeert de eerste bnef van Schilder aan Vollenhoven en Dooyeweerd in zijn geheel. De brief

werd geschreven na het gesprek met V.H. Rutgers, waarover Bruins Slot schreef: "Je kon heel

goed met hem praten, alleen: het gaf mets. Voor de oorlog had je internationale Calvinistische

congressen, waar V.H. Rutgers zich erg voor inspande. Maar Schilder was er tegen. Hij was

toen hoogleraar in Kampen. Rutgers is een en andermaal naar Kampen geweest om er met hem

over te praten. Het waren goede gesprekken en Rutgers dacht dat de problemen opgelost

waren. Maar als je dan het volgende nummer van 'De Reformatie' las, bleek er helemaal mets

veranderd te zijn en bleek hij even heftig als te voren te keer te gaan. Naar mijn mening is deze

zonderlinge karaktertrek mede een der oorzaken van de breuk geworden. Maar m.i. had de

synode daar nooit in moeten trappen."

Zie J A-H J S. Bruins Slot, . en ik was gelukkig; herinneringen. Baarn 1972, met Verhaal vooraf

op p 2-47 van Ben van Kaam, p. 116.

Rutgers bezocht Schilder op 26 mei 1934. Daarna hoorde Schilder dat op 24 mei de

organisatoren van het Calvinistencongres in het gebouw van Watennk vergaderd hadden en dat

Watennk een leidende fiinctie op zich had genomen. Schilder was tegenover Rutgers, die 27 mei

naar Geneve moest, bereid niet meer tegen de Calvinistenbond te schnjven, maar met meer

toen hem bleek dat het redactie-lid Watennk tegen zijn artikelen een publieke daad had gesteld.

198-14; In 1932 schreef: bnef van 15 juni 1932 en van 24 maart 1934.

198-20; Janse volgde Schilder: brief van 14 maart 1931 en van 5 mei 1934.

199-1; In maart 1934: bnef van Janse van 14 maart 1934 en van Vollenhoven van 24 maart

1934.

426

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's

De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 432

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's