Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 24
organisatie. Er kan geen twijfel over bestaan dat de waardering voor de persoon
van Wiggers en zijn inbreng in het onderhandelingsproces de positie van de VU-
subfaculteit veel goed hebben gedaan.
Dat wil overigens niet zeggen dat de Commissie-Verwey uiteindelijk veel verder
kwam dan de sectie Aardwetenschappen in de jaren daarvoor'^ Het eindrapport
van april 1970 stelde voor een landelijk Interuniversitair Beleidsorgaan voor de
Geologie en Geofysica in te stellen. Dit beleidsorgaan zou zich moeten richten op
maatregelen ter stimulering, sanering, samenwerking, taakverdeling en concentra-
tie en de concretisering daarvan. Het wezenlijke probleem, kortom, werd opnieuw
doorgeschoven. En opnieuw omdat de commissie, ook al week zij qua samenstel-
ling sterk af van de sectie, zich onvoldoende had kunnen losmaken van lokale en
groepsbelangen (waarbij in dit geval de "Landelijke Stafcommissie
Aardwetenschappen""", ingesteld op 28 oktober 1968, en de "Interuniversitaire
Studieraad van Studenten in de Aardwetenschappen"", opgericht op 28 september
van datzelfde jaar, een belangrijke rol speelden). Het zal geen verwondering wek-
ken dat de Academische Raad geen enkel enthousiasme op kon brengen voor het
eindrapport van de Commissie-Verwey. De Raad zond het rapport in mei 1970 naar
de minister en gaf daarbij te kennen op basis van dit en vorige rapporten geen
aanbevelingen te kunnen doen op grond waarvan de minister de noodzakelijke
beslissingen zou kunnen nemen. De Raad constateerde "Daarom dient in dit geval
de oplossing van de aanhangige problematiek aan Uw beleid te moeten worden
overgelaten" en adviseerde de minister een kleine commissie van drie personen in
te stellen, bij voorkeur niet afkomstig uit de sfeer van de bij de herstructurering
betrokkenen.
De Commissie-Douglas en de Commissie van Tien;
de samenwerkingsovereenkomst
Inmiddels was er bijna vier en een halfjaar verstreken sinds het verschijnen van de
brief van minister Diepenhorst. Het leidt geen twijfel'* dat Wiggers er de voorkeur
aan zou hebben gegeven om in het kader van het overleg binnen de Commissie-
Verwey tot definitieve conclusies te zijn gekomen ten aanzien van taakverdeling en
concentratie binnen de geologie aan de Nederlandse universiteiten, al was het
maar omdat hij daar in dat kader zelf invloed op uit zou hebben kunnen oefenen.
Nu moest hij vanaf de zijlijn toezien tot welke aanbevelingen de op 11 juni 1970
door de minister, conform de aanbevelingen van de Academische Raad, ingestelde
commissie van drie onafhankelijke deskundigen (de "Commissie-Douglas") zou
komen. Dat de commissie tot een sterke vorm van concentratie zou adviseren lag
voor ieder die de voorkeuren van haar voorzitter (de Wageningse hoogleraar
Douglas) enigszins had leren kennen voor de hand. Veel onzekerder was hoe de
commissie om zou willen gaan met de positie van de Vrije Universiteit. In haar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's