GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De taak der wijsbegeerte.

Tegenover de wijsbegeerte, die buiten het positieve christendom 'opbloeit en tegenover het christendom stelling kiest, is dus eerste plicht: afweer!

Dit verweerj'itfmi zich ook uit tegenover de cultuur, inzooverre deze den invloed dezer wijsbegeerte heeft ondergaan.

Maar wij hebben bij ons geschiedkundig overzicht gedurig geconstateerd, dat er in de ongeloovige wijsbegeerte waarheidselementen zijn, als gaven van Gods algemeene genade. Het is óók plicht deze goudkorrels uit het rivierzandspoelsel op te visschen en ze, naar hun zelfstandige waarde, te schatten.

Zoodra wij dit doen, worden wij onze eigen taak, ten opzichte van de wijsbegeerte als christglij'k'e wetenschap, indachtig.

Wat is christelijke wetenschap?

Is het de wetenscha, p; , die de geloorige uit den Bijbel puurt?

Zeker óók, maar we zeggen beter: Zij is de wetenschap, die God den menscih, als christen, tot taa: k stelt, en de bronnen van de wetenscha.p, de gegevens voor de wetenschapi, liggen alom in Gods schepping, óók in de menschelijke ziel, verspreid.

De wetenschap op zichzelf is ordinantie Gods. En, gelijk elk creatuur, van God zijn eigen aard en wetten ontving, zoo heeft de Schepper ook aan e.lke wetenschap haar eigen interne orde, structuur en taak, gegeven.

Onze taak tegenover de wijsbegeerte wordt dus bepaald door de taak van de wijsbegeerte zelve.

Het is ons, bij den rondgang door het veld vair de geschiedenis der' vvijsbegeerte gebleken, dat de wijsgeerige denlfers over deze taak verschillend hebben geoordeeld. We kunneai zeggen, dat het begrip wijsbegeerte ook een historie van vorniing en wisseling heeft doorgemaakt.

In Griekenland heeft de wijsbegeerte een tijdlang alle andere vakken van kennis • onder haar vleugelen genomen. De wijsbegeerte van Socrates en Plato was, tegelijk, wetenschap, wereldbeschouwing en godsdienst.

Allengs echter zijn uit deze alomvattende wijsbegeerte enkele speciale valeken als wezenlijke / kerngroep lósgebolsterd, namelijk de logica, het./: ; vak van de denkwetten; d e m e t'a f y s i c a., het va.' van de begrippen en beginselen, waardoor mensch zijn kennis tot wetenschap opbouwt, de ethiek, h, e.t, vak, dat zich bemoeit met levensleer.

Langen tijd is' deze begrenzing in, , , ; ^e, _„traditi gehandhaiafd.

De ch ris tend en'kers dér Middeleeuwen lieten de wijsbegeerte niet toe in de wetensohaip; een andere rol te - vervullen, dan die van vóórbereiding; en denkoefening.

Maar allengs wikkelde zij zich weer vrij uit deze stiefmoederlijke omarming en koos weer haar eigen ontwikkelingspad. Van - propaedeutisch vak werd ze zelfstandige wetenschap en ontplooide zich, naar haar aard, bij de groote, universeele, denkers, Spinoza, 'Kant en. Hegel, als wereldbeschouwing, die souverein alle speciale weteiischap omsluit.

Toch zijn ook in dezen ontwikkelingsgang en-.kele kernvakken naar voren getreden, die men als de eigenlij'ke filospfische vakken beschouwt, namelijk de kenleer, de metafysica en de zielkunde.

Onder 'deze drie is de kenleer het troetelkind der wijsbegeerte geworden.

Riehl gaat te ver, .wanneer hij de wijsbegeerte met de ken-leer vereenzelvigt. Bij Schopenhauer bijvoorbeeld verricht de kenleer een ondergeschikte taaie. Maar wèl is, het waar, dat, sinds Kant, .^de leer van de mogelijkheid, de wet en de waarde; der kennis jn Iret middelpmit der belangstelling is blijven staan, en er is geen reden, waarom wij haar die plaats niet zonden gunnen.

Wij willen dan 'Ook met de kenleer beginnen, wanneer wij thans een poging wagen de taak der wijsbegeerte, zooals wij haar zien, te omschrijven.

Wat is het karakter van de wijsheid, die de wijs-. geer begeert?

Laat ons het boven-gebruikte beeld even vast. houden, om een onmiddellijk' inzicht te krijgen. De goudzoeker schept uit de rivier het goudzand, en bekijkt dit met de critische vraag: waar zit het echte, dat ik' hebben moet? Maar zijn, oog is - onvoldoende tot keuring. Er moet een schifting, een loutering, plaats grijpen, zóó, dat het goud van den waardelaozen rompslomp wordt afgescheiden. Daartoe gehruikt hij een vi^erktuig, een soort zeef, of een ander vernuftig instrument. Al wat géén. goud is, werpt hij onverbiddelijk' weg, al zou hij het leege niets overhouden.

En als de zoeker het goud gereinigd heeft, wai dan ?

Dan worden de korrels verzameld, en aan den goudsmid geleverd, die ze samensmelt en verwerkt tot een artistiek voorwerp', dat in zijn verschijning het beeld van den kunstenaar toont.

Dat is wijsbegeerte!

Filosofeeren is het zoek'en, reinigen, samenvoegen, van kennis, en tenslotte het sclieppen van een architectonisch geheel.

De eerst noodige eigenschap is dus de gelukkige intuïtie, die den wijsgeer de plaats doet vinden, waar het goud der wijsheid ligt in het enorme veld van de menschelij'ke kennis.

Maar daaxna k'omt het moeilijkste: het kritisch (crisis =r Scheiding) derdcen.

Om kritisch te kunnen denken moet de mensch eerst zuiver (logisch) leeren denk'en. Gelijk een kind langzamerhand pas goed het gebruik van zijn ledematen en zintuigen leert, zoo leert de mensch ook alleen door oelening het gebruik van zijn hersens. Hij moet zich 'bezinnen op de beteekenis van het woord. Met het juiste woord moet hij vormen he't juiste oordeel. En uit de zuiver gestelde jiraemissen moet hij kunnen trekken het logisch daarmee overeenstemmende besluit.

Men noemt dit het formeele denk'en, en dat is het ook in werkelijkheid. Men zou het eer een kunst, een routine, kunnen noemen dan een wetenschap. Maar A^an welk gewicht deze kunst van het logisch denken voor de samenleving is, blijkt pijnlijk duidelijk, wanneer men gaat onderzoeken, „de wereld v; an misverstanden", die onze samenleving dikwijls zoo onverkwikkelijk maakt. Dat de menschen zoo moeilij'k elkaar begrijp: en; in de gedachten wisseling niet tot overeenstemming kunnen komen; besluiten nemen, die ze later moeten herroepen; vindt veelszins zijn oorzaak in het feit, dat men niet logisch denkt, de beteekenis van anderer, en ook van eigen, woorden niet begrijpt, termen gebruikt' zonder zich helder den inhoud bewust te zijn, of ook dezelfde uitdrukkingen in verschillenden zin bezigt.

L. Duglas heeft in een geestig boekje dit verschijnsel betiteld als Psittacisme (van hei woord: papegaai), zeggende, dat de mensch dikwijls gelijk' is aan den moioien vogel, die spreekt, zonder té weten, wat hij zegt.

Maar, gelijk wij opmerkten, is het logisch denken slechts de vóóroef'ening voor het eigenlijk w ij s g e e r i g denken. W^ant ook al bezit de mensch een zoogëiraamden „logischen kop", en gebruikt hij de woorden bewust naar hun inhoud, en is hij een meester in het maken van. de juiste gevolgtrekkingen, zoo blijft toch de vraag, of de fijne machinerie van het verstand en de zintuigelijke waarneming van dien aard is, dat wij de waarheid er door kunnen veroveren.

Wijsbegeerte is daarom onmogelijK z^nder^.onder-"cek van het kenvermogen zelf. 'Mpïfö

Laat ons dit met een voorbeeld nader toelichten.

Onder de organen, waarvan de mensth zich bij * zintuigelij'ke waarneming bedient, behoort het jog. Wat is eenvoudiger dan kijk en? Dat kan ieder, die een oog heeft. En een arend Kan het beter dan de mensch. Maar weet ieder, die dit, schijnbaar eenvoudig, apiparaat gebruikt, wat zien is, wat 'er gebeurt als hij kijkt? Weet hij, of de werkelijkheid juist zoo is, als hij zé waarneemt?

De natuurwetenschap heeft 'een onderzoek ingesteld naar de weAing Van het gezichtsorgaan en is, na veel ploeteren, tot het magere (voorloopige) resultaat gekomen, dat bij het zien de staafjes van het netvlies een wijziging ondergaan onder den invloed van het licht. Deze verandering wordt getelegrafeerd naar zekere cellen in de schors der groote hersenen, waar oolc een beweging van kleine deeltjes plaats grijpt. Deze beweging wekt in den mensch de gewaarwording van het zien. Het zijn dus eigenlijk niet de oogen die zien, maar de hersenen. Maar, nogmaals, hoe weet de mensch, ' dat de foto's en de telegrammen van het k'ijk-instrument juist zijn en welke waarde ze hebben voor het kennen van de buitenwereld?

Hier zijn we eigenlijk al op. het terrein der wijsbegeerte: de ken-leer!

Het kenvermogen te onderzoeken is de eerste, en misschien de moeilijkste, taak der wijsbegeerte. Waar zetelt het? In het verstand, in het gevoel, "in de ver-beelding, in de intuïtie?

Of is het een vermogen, dat de gansche ziel in actie roepf?

En hoe oefent dat vermogen zijn functie uit? Is liet alleen, of hoofdzakelijk, waamemen? Is het een pure 'weerspiegeling van indrukken, die de zintuigen ontvangen? Of is de waarneming (ervaring) • slechts een prikkel, die het verstand tot denken noopt, en den mensch er toe dringt de kennis, met behulp van - ingehoren begrippen en aanschouwingsvormen, te construeeren ?

Ziehier de voornaamste vragen, waarop de kenleer het antwoord moet geven, om het goud der waarheid te kunnen vinden. Wij hebben gezien hoe de groote denkers. Kant voorop', met deze vragen hebben geworsteld, en wij gevoelen terstond, dat hier een taak Ijgt óók voor den christen, voorzoover . hij van het naïeve denk'en tot het kWtische en wetenschappelijke denken_ voortschrijden moet.

Maar hiermee lange na, niet volledig beschreven.

De mensch staat, als denkend wezen, niet alleen tegenover een natuur, die öp zijn zintuigen indruk' maakt, maar ook tegenover een intelligibele wereld, die rechtstreeks op zijn denkorgaan invloed oefent. Op: velerlei maniepSj.J^Qmt de mensch in aanraking met een gèfesteiijie'wereld-van wetenschap, kunst, religie, die voor een deel ook wel uit waarneming is opgebouwd, .maai' toch een gansch eigen karakter heeft en een afzonderlijke plaats inneemt naast en tegenover de bloot natuurlijke wereld.

Deze geestelijke wereld van bewust weten brengt ons in contact met een menigte begrippen en termen, uit de ziel van den mensch zelf geboren, die gebezigd worden, zonder dat men kritisch vastgesteld heeft waf hun intellectueele waarde is. Wij noemen slechts de begrippen: zijn en worden, sfof en geest, oorzaak en verband, eeuwig en eindig, ruimte en tijd, ding en eigenschap> , eenheid en veelheid, wil en verstand, goed en slecht, schoon en leelijk, waarheid en leugen, getal en norm, wet en vrijheid.

Het is de taak der wijsbegeerte deze begrippen te onderzoeken en hun beteekenis vast te stellen, in ieder geval te omgrenzen.

Dit deel der wijsbegeerte zou men kunnen betitelen met den beroemden, naam: metafysica.

Maar niet alleen de begrippen waarmee de wetenschappen wer'ken, ook die wetenscihap'p, en als z oodanig' behooren bij het "onbegrensde veld van onderzoek.

Wetenschap' toch is niet maar een samenraapsel van gevonden kennis. Zij is opgebouwd naar een vaste wet. Of beter nog k'an men haar vergelijken met een levend organisme, dat, naar een wet van innerlijk'en groei, uit den wortel ópstreeft, en zijn sappen in vruchten uitstort.

De wijsbegeerte beantwoordt de vïaag: Hoe wordt de kennis wetenschap? En voorts is haar taak, van de reeds bestaande wetenschappen de wet, de plaats, en de waarde, te onderzoeken en vast te stellen.

Vooral door het gezicht op deze taak' heeft de wijsbegeerte een enorme vlucht gektegen. Het aantal-, wetenschappen 'is gegroeid als het getal kinderen in het huis van den Transvaalschen .boer, en ieder van deze spruiten blijft, dank zij de voeding door intensen arbeid, nog steeds in wasdom toenemen. Zoo behoore-n dus tot de wijsgeerige huisho-uding, om slechts de grootsten van hare kinderen te noemen, de wijsbegeerte van het recht, van de taal, van de moraal, van de op'voedkunde, van de zielkunde, van de geschiedenis, en van de kunst. Ook is er een wijsbegeerte van de cultuur in het algemeen. En tenslotte mogen wij ook noemen een afzonderlijke wijsbegeerte van den godsdienst, met vertakkingen voor de afzonderlij'ke verschijnselen. Prof. .Bavinck schreef immers een boek, waarin hij alleen handelt over , , de wijsbegeerte der ope'haring".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's