GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woordenboek.

Ds C. A. Lingbeek schrijft in „De Gereformeerde Kerk":

Wat nu speciaal de kennis van de Hebreeuwsche en Grieksche talen betreft, die is voor den bedienaar van Gods Woord onmisbaar.

Ontelbare malen is het ons overkomen, dat wij een tekst, waarover wij wilden prediken, niet verstonden, verkeerd verstonden of half verstonden, totdat wij den grondtekst inzagen. Dan werd op eens alles helder.

Een ervaren predikant vindt in het droge woordenboek, dat hem enkel maar de letterlijke beteekenis van de woorden van zijn tekst doet kennen, meer stof voor zijn prediking dan in honderd deelen stichtelijke commentaren, als b.v. van Henry.

Natuurlijk, mits hij niet bij de woorden blijft staan, maar de woorden als het ware openbreekt en er dan de geurige pit uit te voorschijn haalt.

Volmaakt mee eens. Een argument te meer tegen verlaging der tractementen. Ik ben er b.v. zeker van, dat de meeste predikanten geen kans zien, een thans nieuw verschijnend woordenboek op het Nieuwe Testament te betalen uit hun tractement Hetgeen toch verlangd mag worden.

Uitlatingen uit het „hersteld verband" over het geloof.

We citeerden reeds het door Ds Vermaat en een hoofd eener gereformeerde school te Rotterdam geredigeerde kerkblad der gemeenten van het z.g. „hersteld verband", inzake de „betaling" van Christus. Thans geven we uit hetzelfde orgaan een citaat van Ds Vermaat, inzake de in Zondag VH gegeven omschrijving van het geloof. Ds Vermaat is het daarmee niet meer eens:

Vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid wordt mij van God geschonken, uit loutere genade, alleen om de verdienste van Christus.

Zoo gezien in het licht van die historische controvers is deze bepaling van geloof, hoe vele elementen ze overigens onaangeroerd laat, wel aannemelijk. Maar, absoluut genomen, hoe staat het er dan mede?

Absoluut genomen, d.w.z. losgemaakt uit het historisch milieu, dat de bepaling beheerschte.

Zoo moeten we ze toch eigenlijk nemen in het verband waarin wij deze art. schrijven. Want de catech. wordt in het onderteekeningsformulier als waarheidsnorm aanvaard. Ook van deze bepaling van geloof wordt verklaard, zoo en zoo is ze conform den woorde Gods.

We maken ze dus los van haar historische wording en vragen nu naar haar zakelijk logischen inhoud.

En zoo bezien lijkt mij het eerste deel van het antwoord onduidelijk en het tweede slechts ten deele juist, om met te zeggen, onjuist.

De eerste bedenking van Ds Vermaat interesseert ons minder; die „bedenking" komt vrijwel hierop neer, dat hij zegt: „historisch geloof" is niet genoeg; wat de catechismus zelf ook zegt. Waarschijnlijk bedoelt Ds V. den weg te banen tot ontwrichting van het aanvaarden van historische feiten der heilsgeschiedenis; dat lijkt tenminste zoo in deze passage:

Het geloof zweeft niet naar het verleden, en teekent geen treffende en plastische schilderijtjes van vroegere gebeurtenissen maar het geloof vereenigt hier en nu met God; het geloof is hier en nu het rapport met de onzienlijke dingen, en is, krachtens dat rapport, hier en nu actueel in deze tegenwoordige wereld, zooals ze zich hier en nu vertoont

Maar zoolang Ds V. niet duidelijker spreekt, zullen we ook maar met al te scherp luisteren...

Ernstiger is evenwel zijn bezwaar tegen het 2e gedeelte van de omschrijving van Zondag VH:

Maar de tweede helft is slechts ten deele juist, en we zouden haast zeggen onjuist; nog eens, absoluut genomen en gerekend naar zijn zakelijk logischen inhoud. Want hier wordt tot voorwerp des geloofs gesteld een gave Gods in Christus, inplaats van Christus zelf.

En dat is toch niet zonder bedenking. Vooral niet, daar dit telkens en telkens geschiedt in de belijdenisschriften en in de Liturgie.

In het Avondmaalsformulier wordt, na de bepaling bij eigen zonde en vervloeking, in het tweede stuk van het zelfonderzoek gevraagd, of „gij niet deze gewisse belofte Gods gelooft, dat u al uwe zonden vergeven zijn."

Er wordt niet gevraagd: hebt gij u tot God bekeerd? maar: gelooft gij, dat u uwe zonden vergeven zijn? m.a.w. van de kennis der zonde wordt de sprong gemaakt naar de vergeving der zonden, zonder inlassching van de schakel der waarachtige bekeering.

Feitelijk gebeurt dat hier ook in antw. 21. In plaats dat eerst gewezen wordt op de persoonlijke overgave aan Christus en daarna gesproken wordt van het bewustzijn der vergiffenis, wordt terstond het geloof gericht op de gave, terwijl het onmogelijk is die gave te ontvangen zonder waarachtige bekeering. Zoo leert

men de menschen in de lucht te grijpen naar een belofte Gods, waaraan ze nooit vat kunnen lirijgen, om de eenvoudige reden, dat ze niet op de plaats staan, waar de vervulling van de belofte door Geesteswerking reëel intreedt.

De Schrift spreekt ook anders.

Zij zegt niet tot den van zonde overtuigde: gij moet nu trachten voor waar te houden, dat u de zonden vergeven zijn, (wat, gelijk reeds opgemerkt, toch nooit gelukt) maar: gij moet u tot God bekeeren; gij moet in Christus gelooven; gij moet tot Hem gaan en uw kruis op u nemen en Hem volgen en dan zult gij rust vinden voor uwe ziel. Zij zegt, dat een iegelijk die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal. Zij zegt: de goddelooze verlate zijnen weg en de ongerechtige man zijne gedachten, en hij bekeere zich tot den Heere. Zoo zal Hij zich zijner ontfermen, want Hij vergeeft menigvuldiglijk. Zij zegt: wendt u tot Mij, gij afkeerige kinderen, en dan, en daarna: Ik zal uwe afkeeringen genezen.

De vergeving der zonde wordt niet gekend vóór het doorgaan door de enge poort en in dat stadium wordt er ook tevergeefs naar gegrepen; ze wordt gekend na het doorgaan door de enge poort. Eerst de persoonlijke overgave aan Christus in de verloochening van onszelf en het opnemen van ons kruis, daarna het bewustzijn van de vergeving der zonden.

Vooral vanwege dit bezwaar tegen de tweede helft van deze definitie van het zaligmakend geloof, zou ik voor mij niet kunnen verklaren, dat deze definitie, absoluut genomen, naar haar logisch zakelijken inhoud, conform, den Woorde Gods is en ze evenmin als grondslag en uitgangspunt kunnen leggen van de prediking over het geloof.

Voorzoover hierin juist geredeneerd wordt, is dit oude kost; en voorzoover het geen „oude kost" is, hebben we hier te doen met ongereformeerde, de historie negeerende, beschouwingen, die haar naam niet noemen. Het geheel is juist door dit zwevende en onbepaalde, een paedagogische misslag: de jeugd van het „hersteld verband" wordt opgevoed in het negatieve en krijgt er niets voor in de plaats. De prachtige, diepe probleemstelling van de gereformeerde theologie wordt als het ware, gebagatelliseerd. Decadentie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's