GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toch teeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toch teeken.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit zal u het teeken zijn: ij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Luc. 2:12.

(Kerstfeest).

„Het kindeken", zoo leest onze Statenvertaling in navolging van andere oudere vertalingen. Zoo is dit woord vastgeklonken in onze geheugens. Het kindeken.

Maar in den Griekschen tekst staat dat lidwoord niet, zoodat we genoodzaakt zijin, het zóó te lezen: Gij zult een kindeken vinden...

Dat' bepaalde lidwoord heeft nu schuld gedragen aan een verschuiving van den klemtoon in ons lezen. De zwaarte ligt naar die onjuiste lezing op het laatste van het vers, op de doeken en de kribbe, waarin de herders het kindeken zullen vinden, rerwijl naar juiste lezing, in ons Nederlandsch met onbepaald lidwoord, al de nadruk vallen moet op het eerste: ge zult een kindeken vinden! Een kindeken; geen volwassen man, maar een zuigeling, zooals elk ander zuigeling ingewil^rkeld in doeken, en, _ arm als het is, gelegd in de krib.

Een kindeken — dat zal u het teeken zijn, waaxbij ge zult zien, dat de booidschap der Engelen waarheid is; dat God heeft gedaan, wat Hij heeft beloofd; dat de Zaligmaker heden geboren is.

Dat is Gods teeken nu. Een onnoozel, hulpbehoevend, Idein kind, de zuigeling in de kribbe!

Is dat nu niet juist het omgekeerde van een teeken? Het wonderlijke, dat zou een teeken hebben kunnen zijn. Het buitengewone. De staf van Mozes, ja, d i e was een teeken. En het vlies van-Gideon, en de zoimewijzer van Achaz. Maar dat kindje in de kribbe, kan dat nu wel een teeken zijn?

Als daar komen in den stal van Bethlehem de zoekers en de twijfelaars van deze eeuw, de menschen, die achter Gods beloften steeds een vraagteeken plegen te zetten, ja, dan zullen zij daar wel schouderophalend staan bij het kindeken.

En tóch: dit zal u het teeken zijn. De herders. En dat zijn menschen, die geloovig voor Gods Woord en beloften hehben leeren buigen. Die God gelooven op Zijn Woord.

Voor hèn is dat kindeken Gods teeken metterdaad. Het wijd geopende oog des geloofs leert hen in dat kindeken den Zaligmaker zien. Al is het een kindeken, tóch teeken. En straks keeren ze terug, lovende en prij'zende God.

Het geringe van het teefcen verhindert de geloovige herders niet, om daarin de waarheid te zien van Gods Wooïd en beloften.

En de grootheid van het teeken dringt ongeloovigen niet, hun ongeloof te laten varen. En zelfs een kind Gods houdt soms zijn ongeloofsbezwaren ondanks het grootste teeken nog vast. Mozes na al wat God bij don brandenden braambosch hem had" laten 'zien. Gideon ondanks het eerste teeken van het vlies.

Maar als God eerst een menschenhart gebogen heeft, zoodat het geloovig voor hem knielt, dan wordt al wat God daarvoor verordineert, teeken, en gaat ge lovend en dankend weer heen.

Een kindeken, dat is nu Gods gave op het Kerstfeest. De Zaligmaker. De hoop en de roem van het schuldbeladen zondaarshart, dfet om genade leerde roepen.

Dat kindeken is tegelijk ook tééken. Waarborg, dat God woord houdt. Wie licht en vrede begeert, o, die moet op dat Kindeke zien, het teeken Gods!

Dat Kindeken alleen. De menschen van vandaag hebben aan dat teefcen niet genoeg. Schouderophalend gaan ze het voorbij', ondanks al hun luidruchtig Kerstfeestmisbaar en hun bloemen en pret. Want dat dat kindeke nu de redding der wereld wezen Zou, o, als ge hun dat op het Kerstfeest vraagt, dan gaan ze schateren en schouderophalen — dat hebben ze met hun Kerstfeest niet bedoeld. Ze moeten wat meer hebben en wat anders, als het redding brengen zal. Een wonderlijk systeem. Een krachtmensch. Een nieuw geluid. Een reuzenfiguur — maar dit kindeke niet. Omdat het maar een kindeke is, en straks als kruiseling ondergaat, daarom gaat de Kerstfeest-vierende wereld Hem glimlachend vooïbij.

En tóch teeken!

Al wat bij de gratie Gods gelooft, knielt in den geest nu bij' de kribbe van Bethlehem neer, en aanvaardt, en aanbidt.

Omdat de oogen geopend zijn.

En dan zien die geopende oogen in dat Kindeke heerlij'kheid en schoonheid van genade.

Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en zien, wat ons de Heere verkondigd heeft.

Rondom ons schreeuwt het woeste rumoer van een feestvierende wereld, die met wat groten en bloemen en kleurig papier de leege kribbe maskeert, maar het Kindeke voorbijgaat.

Laat ons dan heengaan, en zien, tot ons oog Hem, Gods teeken en onzen Zaligmaker, , aanschouwt.

Laat ons bij dat Kindeke knielen, en fluisteren: Gij zijt de schoonste van de menschenkinderen, want genade is uitgestort op Uw lippen.

Dat is de heerlijkheid van het Christusfeest, dat dat Kindeke ons teeken wezen mag van Gods liefde en Gods beloften jegens ons.

Veracht en voorbij'gegaan.

En — tóch teeken I

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Toch teeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's