GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is de N.S.B. Christelijk? (IX.)

Wie het voorgaande met opmerkzaamheid gevolgd heeft, zal thans, op dit punt van ons betoog gekomen, met ons concludeeren moeten, dat ook b ij dit tweede punt de principiëele oppositie tegen Rusland wèl mogelijk blijkt bij wie een principiëele beschouwing omtrent God, wet, gC' hoorzaamheid—ongehoorzaamheid in politicis in rekening brengt, doch onmogelijk bij een evolutionistische staatsleer als van de N. S. B. to punt II is de conclusie als in punt I, alleen natuurlijk thans sterker nog in haar klem.

Men lette maar eens op volgende gedachtenketen:

a) het algemeene is in het bizondere, de idee, die algemeen is, komt daarin (in het bizondere) tot zijn verwerkelijking, 3, 7.

b) alles is in evolutie, 3, 7; ook al is het eeu evolutie „naar omlaag", hetgeen dan wel het geval 'zal zijn bij Rusland;

c) wat zich ontwikkelt, ontwikkelt ZICH.

De hier op het woordje „z i c h" gelegde nadruk is van de Heeren Hoofdkwarüer-houders zelf We lezen immers in hiin laatste verantwoording:

„Een proces is een reeks van opvolgende verande-

ringen die VAN BINNEN UIT zich ontwikkelen" tusschen twee haakjes: waar blijft hier God, waar de wet, waar de ingang van het Woord in de wereld en in de geschiedenis, waar de menschwording van den Zoon, waar de van boven af inbrekende openbaring? ? ? gereformeerde N. S. B.ers, moet ge nog langer Uw God hier helpen verloochenen? ? ? ... (Een proces is) „dus een voortgang waarin HETZELFDE voortdurend ANDERS wordt" ... tusschen twee haakjes: waar blijft hier Paulus' onderscheiding tusschen heidendom en christendom, tusschen Israël , naar het vleesch, en Israël naar den geest, tusschen doode takken en nieuwe loten? moet gij, gereformeerde N. S. B.ers, nog langer Uw God hier helpen verloochenen? ? ? . •• „Anders gezegd" |(de lezer verstaat, dat we nu weer de Eigen Woorden des Hoofdkwartiers geven) „anders gezegd: alles wat zich ontwikkelt, ontwikkelt dus ZICH; dat „ZICH" is hetgeen in alle verandering tevens het BLIJVENDE is"... 'tusschen twee haakjes, hier is dus de algemeen© regel, die over alle levensgebieden doorgaat; de „idee" der „kerk" zette ZICH dus eenvoudig voort toen .het vleeschelijke Jodendom zich ontwikkelde tot het christendom; dat „zich" \jas het blijvende daarin; zult ge nog langer uw bijbel laten verknoeien, gereformeerde N. S. B.ners? ? ? ... We vervolgen: „Bij ons onderwerp" (aldus bet Hoofdkwartier) (is dit „zich", dat in alle verandering tevens het blijvende is) „dus de BLIJVENDE staatsidee, die VOORTDUREND een ANDERE bijzondere staatsvorm WORDT". (3, 8).

Men ziet het; het Generale Hoofdkwartier laat „zich" gelden in deze officiëele staatsleer. Men moet er niet omheendribbelen: dit is het puurste begelianisme. Men meent het heel erg met dat „ZICH"; daarom staat er ook, twee bladzijden verder: dat de mensch bestemd is, om door het denken zijn dierlijkheid tot menschelijkheid op te heffen (knappe mensch; maar gereformeerde N. S. B.-ers moeten niet langer laten trappen, op hun geloofsbelijdenis inzake wedergeboorte en bekeeriijg). En nu hebben we verleden week al gezien, dat de Heeren des Hoofdkwartiers den godsdienst hebben ondergebracht bij de cultum-. En hoe komt nu de mensch tot het DEELNEMEN aan het eigenlijke cultuurleven, d.i. aan kunst, godsdienst, wetenschap of wijsbegeerte (zoo staat het er, 3, 10)? Wel, hoor het recept: hij moet zijn eigen diepste wezen (wat is dat voor een ding, K. S.? ), dus zijn wezenlijke (! K. S.) bestemming (wezen schijnt bestemming te wezen, alles gaat holderdebolder door elkaar, K. S.) willen verwerkelijken, hij moet willen zich zélf te zijn (als }i5 tenminste onder de veelheid der leermeesters buiten den bijbel om, zichzelf, ; rijn wezen, pardon, zijn diepste wezen, zijn eigenlijke bestemming, ontdekken kan, wat ik, arme, niet kan, ik, K. S.). Zoo staat het er letterlijk. En dan komt weer dat verraderlijke, wijl alle wedergeboorte-bekeering-belijrten honende „z i c h" des HegeUaanschen Hoofdkwartiers: „De mensch, die dit wil, is de waarlijk VRIJE mensch, want vrij is hij, die ZICH bestemt tot het verwerkelijken van EIGEN bestemming".

Natuurlijk kan men dit allemaal in Rusland óók zeggen. Ja, nog sterker: juist omdat Rusland het zoo zei, daarom is tenslotte Rusland Rusland gewórden. Want in dit gefilosofeer is elke revolutionair geworden tot de keerzijde van den reformator, is elke anders-heid de keerzij van wat er was.

Het is, alsof de Heer Hoofdkwartier-Pienvoerder dit besef zelf als gravamen min of meer bij christenen ondersteld heeft; hij maakte er althans een nootje aaii den voet "der pagina bij. Alwaar hij schreef: „Indien we ons betoog niet zuiver formeel wilden houden, hadden we liunnen zeggen, de ware vrijheid is, zich bestemd te weten door, en daarom zich over te geven aan, den wii Gods".

Natuurlijk moeten we aannemen, dat de Auteur gemeend heeft, dat zijn tekst zich met deze noot verdroeg.

Maar die onderstelling laat ons dan geen andere conclusie over, dan dat hij wetenschappelijke kinderpraat voor den dag brengt. Want in de eerste plaats zou ik wel eens willen weten, hoe iemand een conceptie, als hij in den tekst gaf, zuiver formeel kon noemen; in de tweede plaats, hoe hij een quiver formeel betoog kon geven; in de derde plaats hoe hij het zuiver formeel kon houden; in < le vierde plaats, wat hij toch eigenlijk Wel voor het niet-formeele gedeelte overhoudt, ^Is hij spreekt over „zich", en over „ontwikkeling", en over „staatsleer", en .„zedelijke verhoudingen", en zoo. Het redeneeren over een blootformeel betoog is hier dwaasheid. Dit is geen „formeel" betoog, waarin men óók nog zijn God iawringen kan. Het is materieel heidendom, met geen haartje formeels; een haartje is trouwens niet „formeel". Het is hier hetzelfde filosofische heidendom, dat Marx en Engels gepakt heeft in den aanvang van hun ontwikkeUng. met als _gevolg, Rusland.

Van hieruit komt dan bet Generale Hoofdkwartier tot de leer omtrent de CONTINUÏTEIT en de DISCRETIE.

Maar omdat het woord discretie aan onze «erkelijke menschen óók bekend is uit artikel 8 der Kerkorde (een dominee naar artikel 8 heeft Immers gave van discretie), en onidat dit woord dus eenige toelichting vraagt, nu we hier deze N. S. B.-filosofie-van-artikel-8 het in heel anderen zin hooren bezigen, is het beter, ook terwiUe van de ruimte, dit puntje maar te bewaren tot bet volgend nummer.

K. S.

Nog eens: Ds Dresselhuis over „zekere zijde".

Ds Dresselhuis werd onlangs door mij hier vermeld. Ik herirmerde eraan, dat hij in „De Rotterdammer" degenen, die den Calvinistenbond hadden gecritiseerd (en dat was de heele gereformeerde pers, zoover zij zich erover uitgesproken had, en zoover zij niet door bestuursleden geredigeerd werd) had aangediend met „zekere zijde". Van „zekere zijde, o.a. Dr K. Schilder, was op dezen Bond ernstige critiek uitgeoefend".

Thans schrijft Ds D. mij een brief, waaruit hij Igraag vermeld ziet, dat — (ik citeer letterlijk) — „de uitdrukking „van zekere zijde" door" Ds D. „m het minst niet kleineerend is bedoeld"; dat dit z.i. „uit het verband toch ook duidelijk blijkt". Dit laatste wordt dan door Ds D. zóó bedoeld: hij heeft toch immers gezegd, dat van die zekere zijde „ERNSTIGE CRITIEK" geoefend is? „Ernstig" werk — ik spreek nu maar weer vrij — is^. toch lang niet mis.

Ik veroorloof mij enkele opmerkingen.

a) Ds D. tracht mij onder beroep op een particuher sclirijven van vroeger duidelijk te maken, dat hij zelf ook wel aan die „zekere zijde" plaats kan nemen. Ik ga daar niet op in, want dan zou ik uit persoonlijke conrespondentie moeten gaan bewijzen, dat ik in den laatsten tijd zijn (overigens bij mijn weten nooit publiek gemaakte) critiek op den Calvinistenbond allerminst „ERNSTIGE cri-y tiek" noemen kan. En Ds D. wil, dat wij, hem rangschikkende onder de „zekere zijde", hem dan ook rangschikken onder de menschen van ERN­ STIGE critiek?

b) Ds D wijst erop, dat hij geschreven heeft: indien de nederl. afd. (waarvan? ? ? ) het voorbeeld van haar engelsche zusterorganisatie gevolgd had, zou deze critiek allicht voorkomen zijn. Volgens hem ligt daarin opgesloten, dat die critiek z.i. gegrond was. Ik veroorloof mij de tegenopmerking, dat in één adem eraan toegevoegd werd, dat er ook dan toch weer „de NOODIGE MOEILIJKHEDEN" („noodig"!) in den weg zouden zijn gelegd. Als ik zulke hypothesen tot de „ernstige waarschijnlijkheidsberekening brengen moet, dan kan ik Ds D.'s achteraf-^gegeven verklaring omtrent die „ernstige" critiek niet zeer „ernstig" noemen.

c) Het „ernstigste" is voorts, dat ik heelemaal niet heb geëxegetiseerd, wat Ds D. schreef, de benaming van „zekere zijde" gebruikende. Ik heb alleen maar geconstateerd, dat hij het grootste deel van zijn broeders samenvat onder een betiteling, die, naar ieder weet, ook van den kant van anti-gereformeerden heel gewoon is, als zij gebrek aan argumenten hebben, en daarom wat leehjk gaan doen tegen ons. Die goede bedoelingen van Ds D. geven mij heel weinig, want ik heb het niet over „z iele n". Ik heb het over wat er staat, en over den indruk, dien het maakt. Ds D. moet zelf weten, hoe hij de gereformeerde pers betitelen wil, als hij in Londen geweest is; hij vergunne mij het recht, zijn spreekwijs zonder 'kommentaar verder door, te geven aan het gereformeerde volk.

d) Dat Ds D. de van „zekere zijde" uitgebrachte critiek nu achteraf komt verduidelijken als degelijke critiek, verblijdt me heelemaal niet. Het kan mij niet schelen, of iemand me na een paar jaar komt vertellen, dat ik het enkele jaren geleden zoo netjes gedaan heb. Vooral niet, als ze dan tegelijk spreken over de „no o dig e moeilijkheden", die er toch gekomen zouden zijn, ook al had de critiek haar zin gekregen. Zulke komplimentjes over mijn „ernst" ontroeren me niet. Ik heb liever, dat men er naar dóét; en, als men dat niet wil, dat men dan maar precies zegt, waarom niet. En dan voor de ooren van het gereformeerde volk, niet aan het adres van „zekere zijde" oden wijdende, die den klank hebben van satiren. Misschien ben ik wat erg lastig, maar dat komt er nu eenmaal van, dat mij tenslotte de bedoelingen van Ds D. wèl schelen kunnen, als we eikaars „z i e F' bewerken, maar me heelemaal niet interesseeren, als het over zaken loopt. Ik constateer, dat Ds D. de uitgebrachte critiek van enkele jaren geleden „ernstig" genoemd heeft, en dat 'hij nu verklaart, dat dit niet beteekent „scherpe" critiek, maar critiek, die lang niet mis was. Welnu, — op het oogenblik constateer ik, dat de zoete geur van deze achteraf gegeven exegese volgens mijn waarneming ingaat tegen het aroma van Ds Dresselhuis' Rotterdammer-artikel. Dit zal ik zoo b 1 ij v e n voelen. En verder let ik op wat D: s D. gaat dóen. Indien hij de dadengaat doen, die m. i. de eenige consequentie zijn uit de erkenning, dat de critiek der gereformeerde pers in bovenbedoelden zin „ernstig" was, DAN zal ik constateeren, dat na verschijning van dit nummer inderdaad Ds D. de critiek „ernstig" is gaan zien. Zien is nog wat anders dan „noemen".

K. S.

Calvinistenbond-puzzle.

Nu we op verzoek van Ds F. Dresselhuis nog eenmaal het woord genomen hebben over den Calvinistenbond, moeten we even een interruptie van het bovenstaand artikel verduidelijken. Ik herinnerde eraan, dat Ds F. Dresselhuis in „De Rotterdammer" heeft geschreven, dat de Nederlandsche Bond van Calvinisten een andere zienswijze heeft getoond te hebben dan haar zusterorganisatie in Engeland. Hij spreekt in hetzelfde verband van de Nederlandsche AFDEELING. Daarbij interrumpeerde ik zooeven: afdeeling, waarvan? Indien er al een internationale organisatie is, waarvan een AFDEELING bestaat in Nederland, kan dan één mijner lezers me de bladen toezenden, waarin van dit geweldige feit met de noodige uitvoerigheid omtrent, grondslag, beteekenis, doel, werkwijze etc, mededeeling gedaan is? Zoo niet, dan zullen we moeten onthouden, dat volgens Dis F. Dresselhuis de nederlandsche afdeeling bestaat, en dat de bestaande Calvinistenbond zoo'n afdeeling is, in Nederland. Of moeten we ook deze terminologie weer exegetiseeren? Dat wordt dan een derde exegetische moeilijkheid.

K. S.

De N.S.B., wel en niet debatteerende.

Verleden week beloofde ik, de te Zwolle ingeleverde, en uit „Volk en Vaderland" overgeschreven „vragen" toch nog te behandelen, als de lezers het wilden. Eén van hen meldde zich. Ik hoop aan't verzoek te voldoen, maar vanwege de plaatsruimte laat ik hel nog even wachten. 'Wat in 't vat is...

K. S.

Assistentie en Kampen.

Verleden week meldden de dagbladen, dat een lid der tlieologische faculteit der Vrije Universiteit een tijdlang geassisteerd geweest is door een promovendus. Deze mededeeling verblijdt me. Ze bevestigt, wat ik schreef in „Afbouw" (geschreven indertijd naar aanleiding van de kwestie van het Kamper promotierecht), dat hoogleeraren, die promoveeren kunnen, voor de practijk van hun eigen onderwijs over HEEL de linie (want, gelijk de gepromoveerde bij zijn promotie terecht opmerkte, kan men iemands levenswerk niet in stukjes knippen) prof ij t trekkenvan de promovendi. Een kind weet dat, bij eenig nadenken. Zulke hoogleeraren hebben daar heel veel gemak van, voor heel hun PRACTIJK; ook voor de OPLEI­ DING dus, waaraan zij, aanstaande predikanten tot het candidaatsexamen leidende, zich geven. Ook aan de V. U., volgens overeenkomst met de Gereformeerde Kerken.

Ons blad spreekt zich niet uit over de promotiekwestie van eenige jaren geleden, men weet dat. Maar ons blad behoeft niet te doen^ alsof het niet zou kunnen constateeren, dat dus voor de OP­ LEIDING de hoogleeraren, met wie de kerken een contract (in faculteitsverband) aangingen, over gemakken en assistenüemogelijkheden beschikken, aie de hoogleeraren, met wie de kerken niet in contract doch in „verbond" leven, missien. Een feit constateeren staat elk nuchter mensch vrij.

In verband hiermee lijkt het den redacteur van deze rubriek een heel ernstig verlies, dat onlangs het lectoraat te Kampen door de generale synode is afgeschaft. Dat beteekende alweer verlies van personeel. Terwijl de propaedeuse en ook de opleiding voor het candidaats-examen aan de V. U. beschikken kan over de „assistentie" van hoogieeraren uit andere faculteiten. Het wordt tijd, hierop toe te zien, opdat er rechte verhoudingen komen. Er moet voor Kampen meer geld komen. Want er is te kort.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's