GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „Haagscbe vrienden" en de Afscbeiding.

IV.

Treffend blijkt uit Capadose's oorrespondentie met Da Costa, hoe gaarne de mannen van het Réveil de berooiden helpen en elkander daarbij steunen, en dan blijven ook niet achter de eenvoudigen, die straks zioh zuUen afscheiden. Een verarmde dame beveelt hij Da Costa aan; „hij had haar nog een troostwoord mogen toevoegen en een kleine bijdrage geven, terwijl hij zelf haar niet kunnende vergezellen, adresseerde aan den braven Nieuwenhuis, die haar als een lieve broeder in huis opnam en bij den een en ander rond mocht gaan, ook bij Hogendorp, die haar zeer in gunste nam, haar ook een bijdrage gaf en zelfs 's avonds laat nog met ©en vijfüg gulden, bij anderen ingezameld, zich bij haar vervoegde."

Groen schijnt zich in dezen tijd nog wat afzijdig gehouden te hebben van Capadose. Opmerkelijk is ook, dat Capadose Da Costa er opmerkzaam op maakt, dat Groen opzettelijk in de „Nederlandsche Gedachten" zweeg van wat door de beide vrienden in de beide laatste jaren van de jaers was gekomen. Nu klaagt hij: „Het is mij altijd een smartelijk gevoel, dat ik door 't geloof overwinnen moet, indien ik zoo alle broeders bij Groen zie in- en uitgaan en alleen mij alle conversatie met hem, om welke reden dan ook, belet."

't Is Mei achttienhonderd vierendertig. De Cock is geciteerd voor het Provinciaal Kerkbestuur, Doch hij zal op den dag, waarop hij is geciteerd, niet kunnen verschijnen voor 't Bestuur. Er zijn tusschenbeide gekomen omstandigheden, die hem dit onmogelijk maken: De reis naar den koning. Deze is genomen over Zwolle, Nijkerk, Utrecht, Gorcum, Doeveren, Rotterdam. Hij heeft ontmoel Ridderinkhof, Callenbach, Kohlbrügge, Hasselman, Scholte. Deze allen zullen hem en zijn medereiziger, Popke de Wit, hebben bemoedigd en aanbevolen bij de Haagsche broeders. Hij was reeds in correspondentie geweest met hen en hun vrienden. Er bestond reeds een nauwe betrekking tusschen de meesten dergenen, die hij had bezocht, bij wie hij had gelogeerd, die hem gedeeltelijk op de reis hadden verzeld, voorwaar een heerlijke, een wondere reis, en het vereenigingspunt van deze alle was ongetwijfeld Capadose.

Geen wonder dan, dat hij Capadose bezocht. Men heeft geinsinueerd, dat deze een weinig verlegen was met zijn zoo boersche bezoekers, ook Van Hogendorp geneerde zich wel een weinig. Wat daarvan waar is, moge uit Capadose's correspondentie blijken. Hij dan schrijft: „Wij hebben hier seedert ©enige dagen Ds de Cock m^et een Catechiseermeester uit die streek.

De Cock is een gewichtig man, die mij zeer aan Ter Borg deed gedenken. Hij is op een gruwelijke wijze behandeld. Met veel vrijmoedigheid en tevens met vastberadenheid heeft hij den koning gesproken."

Vanaf dezen datum komt de naam van De Cock steeds weer voor in Capadose's correspondentie. Uit de brieven moge blijken, hoe hij staat tegenover De Cock en de actie door dezen gevoerd. Wij lezen zijn oordeel over den persoon van De Cock, over diens schrijven; hoe Da Costa over hem en straks over Scholte en de beweging rondom dezen ontstaan, deukt; wat de Haagsche vrienden daaromtrent oordeelen; welk deel zij nemen in deze beweging, immers Hofstede de Groot zal als berictitgever van Gieseler de schuld van heel de beweging in de Hervormde Kerk geven aan de Bilderdijksche fractie. Boeles heeft het 'teerst duidelijk gezegd. Wij zullen zien, dat zij niet zijn tegen de mannen der Afscheiding, wel tegen haar zelf, en dat met steeds grooter beslistheid. Naar de redenen behoeft niet te worden geraden. Zij zeggen die duidelijk en klaar. Tusschen wat de Stemmen in dezen geven te lezen en te verstaan, en wat het overrijk briefmateriaal uit particuliere verzamelingen en uit het Réveil-archief schaft is geen verschil. Eerst daardoor kan de verhouding van Réveil en Afscheiding worden beschreven en verklaard. Het aanrakingspunt is niet Amsterdam, maar het is in Den Haag, dat men zijn houding bepaalt en in den kring van Amsterdam denkt men er bijna gelijk over als in 's Gravenhage. Alleen is men in den kring der Haagsche vrienden meer met de Afgescheidenen in nauwer betrekking geweest, is de sympathie warmer, en de afkeer ©en weinig minder sterk. Hier in Den Haag zullen straks te zamen verkeeren de pleitvoerders voor verdrukte Afgescheidenen. Ik noem eerst Groen, en dan een Van der Kemp, Gefken en het laatst Van Hall, de eenige, die van deze edele schare zich bij de Afgescheidenen voegen zal. Dan neen! Te weinig wordt in onzen kring de naam gekend van Everhardus Dudok Bousguet met zijne vrouwe Elizabeth Chabot. Het geestes-tweelingpaar van Van Hall en zijn edele Suze van Scheerbeek. Hoewel ver van elkander wonend was de band tus^ schen beide zoo hecht! Geen wonder! Dudok Bousquet was dezen Nathanaël tot een Filippus geweest. Uitgetrokken als jagers in den Tiendaagschen Veldtocht heeft Bousquet den patriciërszoon uit Amsterdam gesproken van den Heiland en van den dienst des Heeren, hem geleid binnen den kring der ontwaakten in Amsterdam en moge, gelijk uit de correspondentie met Buddingh kan blijken, deze grooten invloed op hem hebben geoefend en mede oorzaak zijn geweest van zijn zich afscheiden van de Hervormde Kerk, dat hij zich met beslistheid, hij en zijn jonge vrouw, na ontzaglijk zwaren strijd, waarin zij beiden alles hebben willen verliezen, toen de Heere hen riep, hebben gevoegd bij dat verachte hoopje afgescheidenen, daartoe hebben gediend van die eenvoudigen, welke hij te Tiel en te Arnhem voor de rechtbank verdedigde. Deze eenvoudiigen maakten diepen indruk op hem. Hun zaak werd zijn zaak! Hun volk zijn volk, wijl hun Heere zijn Heere was. Revolutie samen een veel grooter aantal Roomschen hebben vermoord; als hij daarna verkondigt, dat diezelfde Watergeuzen allerlei wreedheden hebben bedreven — 184 geestelijken hebben gemarteld, in Vlissingen 1300 katholieken hebben gehangen, en nog veel meer dan 1300 hebben verdronken, dat de troepen van Lodewijk en Willem gruwel op gruwel hebben bedreven... dan zwijgt hij doodkalm over de duizenden, di^ volgens de Protestantsche geschiedschrijvers door de Roomschen zijn vermoord en gemarteld. ^) Willem van Oranje heeft dan ook wel gelogen als hij spreekt van 50.000 slachtoffers onder Karel V. Brandt fantaseert zeker als hij de gruwelen van 1568 mededeelt. Als Protestantsche schrijvers zeggen, dat naar zeer matige schatting 28.000 Hugenoten in 1572 zijn vermoord. Dat voordien 50, 000 Fransche hervormden voor de goede zaak het leven lieten. Als Groen mededeelt, dat Alva 18.000 Nederlanders gerechtelijk liet vervolgen en dooden. Als we lezen van de vervolgingen in Oostenrijk, Engeland en Duitschland, waarbij onze geschiedschrijvers gewagen van duizenden en duizenden. Is dat dan fantasie? Zijn dat bakerpraatjes? Fabeltjes? Kom, kom. Als we nu de heiligenverhalen eens voor een goed deel naar dal rijk verwezen, zouden we waarschijnlijk dichter bij de waarheid zijn.

Toen na zoO' korten doch heerlijken levensdag de jonge advocaat stierf en Capadose als 't ware zijn oogen heeft toegedrukt, stond rondom zijn graf ©ene schare van aanzienlijken en daarachter en daaromheen een kleine groep van Afgescheidenen uit Den Haag, onder wie hij als diaken en ouderling had gediend, ook toen was daar toch één dier meer aanzienlij ken, die de eerste was met wien

Van Hall de wereld had verlaten, de smaadheid Christi meerder achtende dan welk gewin de wereld hem ook had kurmen aanbieden, met wien jiij ook het afscheid had gegeven, te zamen met zijn vrouwe en gevraagd voor hun kind, aan de Hervormde Kerk. Onder ons moge de naam van Everhardus Dudok Bousquet in eervolle gedachtenis worden genoemd.

Van Den Haag reisde De Cock over Amsterdam naar Groningen, waar "hij nog "tijdig kon zijn en verscheen voor het Provinciaal Kerkbestuxir, dat hem afzette uit den dienst.

M: et spanning werd de uitslag van zijn verhoor door het genoemd bestuur tegemoet gezien in den kring der Haagsche vrienden.

Begin Juni schrijft Capadose: „Van Ds de Cock weet ik niets naders. Wellicht heeft Scholte tijding en in dat geval al ware het maar in twee woorden wenschbe ik zoo gaarne er iets van te weten. Ook mij bleef nog wel wat te verlangen bij De Cock, doch ik houd hem niet alleen voor een oprecht, maar ook voor een geestelijk mensch; dat bleek mij bijzonder in zijn treffend gebed: dat hij daarin vooral veel van Ter Borg had, was mij treffend, hoewel hij niets van dat zalvende heeft. Jammer is het, dat de man door zijn schrijven of liever door zijn uitgeven (want wat ik van zijn schrijvien in M(anu) S(cript) bijv. een zeer geëxtendeer'de brief reeds maanden geleden aan Prof. de Groot geschreven, gelezen heb, was uitmuntend krachtig, liefderijk, en afdoende) veel kwaad doet, vooral omdat daardoor de opgeruide geest van de geringere standen zeer wordt aangekweekt en al wat fatsoenlijk is, hoe ook met de zaak van De Cock eensbemmend, zich met dergelijke producten niet vereenigen kan noch mag: ik verneem tot mijn smart, dat er weer nieuwe brochures van dien aard op handen zijn. Maar dat gij met hem minder dan ik op heb is natuurlijk en in verband met geheel uw standpunt, daar hij zoo bij uitsluitmg (ook in mijn oog wat al te zeer) voor de formulieren van eenigheid strijdend is.

Merkwaardig en kostbaar gegeven voor de beoordeeling van de houding door het" Réveil ingenomen tegenover de Afscheiding!

Graaf Dirk van Hogiendorp was al evenmin ingenomen met dat patroniceeren van allerlei, dat in Groningen werd geschreven van de zijde dergenen, die medestanders van De Cock zich wilden betoonen.

Hoezeer 't ellendig volk zich wendde tot Capadose blijkt wel heel klaar uit het vervolg van dezen brief. „Intiisschen", zoo vervolgt Capadose, „gaan. de gewelddrijvers voort op het ellendig volk te slaan. Zoo heb ik thans voor mij drie requesten aan Z. M. (!!) uit Bedum: onder anderen van een 73-jarige vrouw, die eenige vrienden boven het getal van 20 op een avond bij zich genoodigd had, waar N. B. niet geoefend is, maar psalmgezongen en gebeden en over de waarheid met elkander gesproken werd en die in de boete van f 53 is geslagen. Een ander getuigt, dat hij onder de 20 was: een groote 15 in getal en ook voor f50 aangeslagen. De requesten zien er intiisschen zoo ellendig uit, dat ze zöó onmogelijk kunnen worden ingeleverd. De Heere zal opstaan! Hij regeert!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's