GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Johannes 21: 7.

Heilige Kennis.

Waarom is het toch Johannes geweest, en niet een der andere discipelen, die den Meester het eerst herkende?

Wij weten wel, dat het Gods Geest was, die hem het oog opende; maar deze verlichting zal toch niet zijn omgegaan buiten de gaven, die genade in Johannes gekweekt had. En zou dan de oplossing niet in déze richtüig liggen, dat hij het was die altijd het dichtst bij Jezus en Zijn wertc geleefd had?

Wij kennen Johannes uit zijn eigen Evangelieverhaal als degene, die immer naast den Meester wandelt; die Hem volgt, ook waar anderen achterblijven, — tot aan den voet van het kruis; die het eerst van de jongeren bij het open graf is; de pieinzer en speurder, wiens oog voortdurend gericht is op Jezus en Zijn werk, en wiens blik al meer zich scherpt om in de kennis van beide door te dringen.

En Jezus, — Hij openbaart Zichzelven ook meer aan dezen discipel. Voor zulk een heilige begeerigheid opent Christus steeds inniger de verborgenheden van Zijn wezen en Zijn arbeid. Heit inzicht in de bedoelingen en den aard van 'sHeeren werk, van het Goddelijke daarin, word voor Johannes gaandeweg dieper ontsloten. Er was bij dezen discipel een heerlijk opwassen in de genade en kennis van Jezus Christus.

En zóó is hij hier nu op de zee van Tiberias. Alles in zijn geest is gespitst om den Meester aan Zijn werk te herkennen. Want het is Zijn werk, dat Cliristus zich hier openbaart. Niet Zijn stem doet Hem ditmaal kennen, noch Zijn gestalte in den morgennevel. Maar Hij toont Zijn werk in dat vullen der netten, en het is dat werk 't welk Johannes tot nadenken en overtuiging brengt.

Die liefde, welke de moegetobde visschers zoo verraste, kan voor hem alleen de liefde van Jezus zijn. Die wijsheid, welke zulk een middel uitdacht, kan alleen de Goddelijke wijsheid wezen.

Die arm, i^eikend tot in de diepten der zee, die kan voor Johannes geen andere dan de almachtige arm des Heeren zijn; — — „Petrus, het is de Heere!"

Hier is oen kostelijke vrucht der geheiligde kennis van den Persoon en het werk van den Christus; een heerlijke zegen, die rust op het geloovig en liefdevol letten op de wegen des Heeren.

Ook nu nog heeft Christus Zijn Johannessen onder de discipelen, die Hem herkennen aan Zijn werk, en die het onschatbaar voorrecht genieten, , den Meester op den oever te zien staan in allerlei lomstandigheden van hun leven. Maar dat voorrecht mag niet tot enkelen beperkt blijven. Elk discipel en discipelin van Christus heeft te staan naar dat Johannesdeel. Wiant wel heeft de Heere bij de Zijnen aanvankelijk de oogen geopend en het verstand verlicht, doch ook in de heilige kennis moeten we voortvaren tot de volmaaktheid, opdat er rijker inzicht kome in Gods geopenbaarde waarheid, en daai'uit meer bezonken kennen van Christus en Zijn werk.

En deze kennis is geen bezit alleen van een scherp verstand, maar kan het deel worden van eiken eenvoudigen Christen, zoo hij slechts waarlijk eenvoudig is, en begeert te leven bij het Wioord Gods en bij de belijdenis: — „'kZal nauwkeurig op Uw werken, en derzelver uitkomst merken".

Hoeveel rijker zou ons leven zijn, indien we meer stonden naar die Johannesgave, waardoor we in vreugde zoowel als in droefheid den Héére zouden herkennen. Dat te zien, dat vast te houden m ons leven, is een onwaardeerbare kracht ©n troost.

Als God ons dan alles ontneemt, dan kunnen we, met die heilige kennis, nog als Job zeggen: — „de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd", — het is de Heere!

Als God ons dan bitterlijk bedroeft, dan kunnen we met Naomi nog spreken: — „de Almachtige heeft mij groote bitterheid aangedaan", — het is de Heere!

Als God dan onzen weg op ons hoofd doet weerkeeren, dan kunnen we met David nog betuigen: — „laat Simeï vloeken, want de Heere heeft het hem ge]> oden", — het is de Heere 1

Maar hoe hulpeloos staan we, aLs er geen heilige kennis in ons is; hoe machteloos tegenover de influisteringen van den booze, en dfe verkeerde gedachten van ons dwaze hart Dan kan God m ons werken, en we zijn niet bij machte om te zeggen: — het is de Heere! En dan kunnen ook allerlei gevoelens en ondervindingen komen, waarmee we ons blij maken, meenende dat het de Heere is, terwijl Hij het in werkelijkheid niet is. Ach, hoevele daden Gods blijven ons yreemd en onvrucht­ baar, en hoevele Zijner stemmen gaan ons vwloren voorbij, niet omdat die Heere Zich verborgen houdt, doch omdat wij geen kennis hebben van Zijn werk.

Maar hoe schoon is het Johannesleven.

Dat leven behoeft niets aparts en ongewoons, om zich in den Heere te verblijden; want het treft overal Jezus aan. Het heeft Hem rieeds herkend, waar een ander nog slechts een net met visschen opmerkt.

„Heere, maak mij Uwe wegen bekend, leer mij Uwe paden. Leid mij in Uwe waarheid, en leer mij; want Gij zijl de God mijns beits".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's