GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het superlativisme.

Weg, donkere wolk van sombetlieid! Laat mij liet lied aanheffen van blijde voldoening.

Weg, verwensclit minderwaardigheidsgevoel! Ik wil mijn borst laten zwellen van trotseh zelfbewustzijn!

Tot nog toe heb ik het beklemmend gevoel gehad, dat ik ëc nog niet was, dat wij, caMmsten, eir nog niet waïen.

Hoe ik aan die dwaze beklemming gekomen ben, zou ik heusch niet kunnen zeggen. Gebol^en er mede ben ik niet, want memand komt met zulk een gevoel ter wereld. Hij doet steeds zijn intrede alls een welgeschapen zoon! Maar te eeniger en onzalige!- tijd mijns levens moet dat onbelhooirlijke besef van onvolkomenheid zich in niijh binnenste hebben genesteld.

Ik dan — ik schaam mij het te moeten belijden — had de overtuiging, dat ik een tamelijk gebrekkig staaltje was der christenheid en dat dies ook mijn werk ovör beide kanten mank ging. Zulks was mij menigmaal een oorzaak van droefheid, zij het ook niet van lijdelijkheid.

Zooals ik mijzelf zag, zoo zag ik ook allen ch'ristelijken arbeid. De bewonderingsknobbel was bij mij maar onvolkomen ontwikkeld, ik zie dit nu als een biologische afwijking. Zoowel het christelijk gemeenschapsleven als de missionaire uiting daarvan zag ik aan als onvolkomen en met vele zonden bevlekt. Over dit alles was ik bij tijden zeer verdrieüg^ over mijzelven en over mijn broeders. Mijn broeders, die ik maar zelden bewoinderde, maar altijd vurig liefhad.

Achtetaf bezien wijt ik toch een deel van deze snoode gevoelens aan het imilieu waarin ik ben opgevoed. Ik kom uit Vlakland, waar zeer nuclitere en p'ractische lieden woonden, die voor de hoogere gevoelens weüiig toegankelijk waren. Zij waren altijd zeer krenterig, niet miet geld, daar waren zij zeer gul mede, maar krenterig met hun waardeering. Zij noemden een dominee op z'n best een flinke knaap, zijnde deze ook maar een gewoon mensch. Een kamerlid gaven zij wel eens den lof dat hij ©en frissche jongen was. Hun Ihoogste uiting van waardeering bestond daarin dat zij voor iemands van het bezittehjk voornaamwoord ONZE plaatsten. Aldus spraken zij alleen van zeer grooten als van ONZEN Kuyper, ONZEN Bavinck en ONZEN Keuchenius. Zeg nu zelf, dat is toch geen lof zülken waardig!

Helaas, helaas, dat ik ia deze bewustzijhsveirenging gevangen ben gebleven in een nieuwen tijdl, toen de woorden eminent en magistraal van iediers lippen schier bij eiken ademtocht vloeiden!

Dat ik niet te kort schoot in Mefde, miaar zoo bitter tekort ben geschoten in waardeering! Ik zie dit alles helder irij sedert ik mij heb laten 'winnen door het superlaüvisme. Het superlativisme is de schoonste ontdeikking onzer eeuw! Druk een christelijk tijdschrift en annonceer: Beter kan dit niet! Is dat niet treffend schoon en juist? Zoo brengt ge schrijver, dichter en illustrator als met de lift ia een oogwenk op: den topi van den Olympus! O, die moderne Olympus met een lift en een kabelbaan, wat is dat een gemoedelijke berg geworden! Daarbij, welk een rijke gelegenheid ontsluit zich in het superlativisme om het geboid der naastenliefde te beoefenen! Gij komt woorden tekort om uit te druldien hoe uw eminente broeder op magistrale wijze zijn gewichtilgen arbeid heeft vervuld. Superlativisme, wat zijt gij een schoon product van onzen tijd. Het Panopticum onaer groote mannen heeft al vijf étages en steeds is er plaats tekort; ja, gij maakt heit sterven l> ijna begeerenswaardig uit hoofd© van de gansch zeer eervolle begrafenis die ons dan ten deel zal vallen.

Helaas, ik ben het al weer kwijt, na dat voldan© gevoel nog maar zoo kort het mijne te hebben mogen noemen. Want, juist toen ik mij aan deze verkwiklcende bespiegelingen oivörgaf, was het of ik zachtjes hoorde ziogen de psalm uit mijn jeugd:

Wie klimt den Btórg des Heeren op? Wie zal dien godgewijden top. Voor 'toog van Zions God, betreden? V De man, die, rein van hart en hand, Zich niet aan ijdelheid verpandt, En geen bedrog pleegt ia zijn eeden.

Wij zouden ook kuunea zeggen: de man, die niet ia den superlativus spreekt, noch van zich­

zelf noch van anderen. En als wederwoord hoorde ik een teer Irefrein, dat als uit hemelsche verten, kwam: Den nederigen geeft Hij genade.

Daaraan hoop ik mij te houden, als htet 'God belieft

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's