GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Herman Boerhaave.

Baanbreker der Nederlandscbe Geneeskunde. 23 September 1738—23 September 1938.

De Vaderlandsche geneeskunde herdacht op 23 September, dat het 200 jaar geleden is dat Boerbaave te Leiden stierf.

Zijn wij door weidscher gaven dan die geneeskunst vergt, vóór alles het land van Rembrandt, Voor het minst in de klinieken der beschaafde Wereld zijn wij ook het land "van Boerhaave.

Geen geneeskundige roem overtreft den zijnen. Het nageslacht moge allengs den wetenschappelijken bouw van zijn stelsel ondermijnd, gesloopt hebben, een kern van verdienste van ongewone beteekenis bleef.

Boerhaave is een merkteeken in de geschiedenis der geneeskunde. Een opstandige tegen wat hij als geneeskundig „dogma" vond; een wekker tot nieuw leven, een baanbreker althans in één richting: het onderzoek aan het ziekbed.

Hippocrates, Galenus, Boerhaave. Aan de voeten van elk dezer mannen zet ge U neer en ge hoort van den Griek geneeskunst in prille jeugd, maar met belofte en gevoed uit zelfstandige waarneming; ge hoort van den Pergamees, hersteller na verval, wiens geschriften als medische bijbel heel de middeleeuwen door slaafs zullen worden nagevolgd, bij voorkeur over de verkeerde bloedmenging als oorzaak van ziekten; ge hoort van den Hollander, die de kraam van medische verwarring en verdoling na Galenus omverwierp, de krachtige opwekking tot onderzoek, tot critiek als van niemand vóór hem.

Hij verwijst U van de boeken naar het ziekbed. Do natuur zal U leeren. Wat Vesalus door zijn lijkopeningen deed om de kennis van de samenstelling van het menschelijk lichaam, door zijn proefnemingen op dieren, om de kennis der lichaamsverrichtingen, dat streefde Boerhaave na om de kennis der ziekten door eigen waarneming van den zieken mensch.

In de 16de eeuw aan de beroemde universiteit van Padua, wordt een soort kliniesch onderwijs gegeven, maar het bepaalt zich tot waarnemingen van de verschijnselen „van der siecken excrementen". Bovendien verliep het spoedig. Ruim een eeuw later, kort nadat de illustre school te Utrecht, in 1636 tot den rang van hoogeschool verheven was, begon WUlem Verstraeten, of, zooals hij met zijn Latijnschen naam, naar de mode dier dagen, zich liet noemen, Stratenus, aan de studenten onderwijs te geven aan het ziekbed. Maar dat onderwijs, toch al klein in het begni, werd spoedig door nalatigheid verwaarloosd, toen Stratenus als lijfarts „Mooi Heintje" tot voor Den Bosch volgde om hem tegen de ziekte te beveiligen, die misschien meer dan kruit en lood „het hoofd met witte veeren" in de vochtige legerplaats bedreigden.

Wat Utrecht glippen liet, greep Leiden schielijk op. Niet zonder reden beducht voor de mededinging van de zijde der nieuw gestichte school te Utrecht, stelden curatoren van Leiden alles in het werk om het onderwijs te verbeteren en aan te vuUen.

Zij geven in een resolutie als hun gevoelens te kennen: „dat dit exercitium (aan het ziekbed) ten uyterste niet en noodig is voor de studenten" en wenschen dat dezen bij de zieken zullen geoefend worden „soo in de kennisse der siecktens, derselviger oorsaeken en tyckenen, besonderlij eken die uyt het water en de pols genomen worden".

Maar noch onder Heumius, noch onder den beroemden Silvius verkreeg dit onderwijs de plaats, die het voor den aanstaanden geneesheer moet hebben. Boerhaave zou het gronden.

Om de beteekenis van Boerhaave te beseffen, moet het algemeene peil der geneeskundige ontwikkeling dier dagen ons voor oogen staan.

Ter school gaande bij theoretiseerende meesters, toonde het gros der medicijnmeesters meer waanwijze zelfoverschatting dan betrouwbare kennis en vaardigheid. Een enkel bevoorrechte naar den geest wist door zelfvorming een hulp voor zijn zieken te worden. Zooals het bij ons was, was het elders met name in Franlmjk. Molière, de meedoogenlooze spotter met „de medicijns" zijner dagen, moge tot zijn spot eerst gedreven zijn, nadat hij bij de medische faculteit vergeefsch heul voor zijn borstkwaal had gezocht, een spot dus door teleurstelling gevoed, onverdiend was zijn satire niet.

En zou Huygens den onwetenden medicijn, die „vuist in 'tswerig oog" gegeeseld hebben, indien de onbekwame dokters niet aan de orde van den dag waren geweest?

Aan Boerhaave komt de groote eer toe niet enkel de waarde van practisch onderricht aan het ziekbed voor den toekomstigen geneesheer te hebben erkend, maar dit onderwijs ook gevormd te hebben tot een model voor geheel Europa.

Toen Boerhaave zich te Leiden als geneesheer vestigde, was hij zes en twintig jaar en toegerust met een ijzersterk gestel. Geboren in een pastorie van Voorhout bij Leiden, raakte hij aan Leiden gehecht.

Onbemiddeld en de eerste zeven jaar zonder veel practijk, heeft hij een harden tijd doorgemaakt. Door les te geven in wiskunde voorzag hij in zijn onderhoud. Toch sloeg hij een aanzoek om zich in 'sGravenhage te komen vestigen van de hand. Hij bleef te Leiden, dat hem behalve de middelen voor een karig onderhoud, alles gaf wat hij als wetenschappelijk man kon wenschen,

Boerhaave had geduld; wist van volhouden op eigen gekozen pad. Dominee zou hij geworden zijn, terwijl zijn broer voor dokter bestemd was. Het lot maakte den meer dan halfweg-predikant, maakte Herman dokter, en bracht zijn broer Jacob, die medicijnen studeerde, toen Herman theologie volgde, naar het leeraarsambt der Herv. Kerk.

Zelfs als hij op raad van zijn beschermer, den invloedrijken secretaris van curatoren, mr Johan van den Bergh, voor de aanvaarding van een plaats als predikant, zich ernstig op de medicijnen toelegt en daarin doctoreert, dingt hij na zijn proefschrift in de geneeskunde te hebben verdedigd, nog naar de kerkelijke bediening. Verdient het verhaal geloof, dan ontliield een „toevallige" gebeurtenis aan Boerhaave tegen zijn wil den kansel en dreef hem den weg op van natuurkundig onderzoek en medischen ziekentroost. In een trekschuit reizend, was hij toehoorder van een twistgesprelii over Spinoza tusschen twee zijner reisgenooten. Toen Boerhaave, zich hierin mengend, vroeg of zij de werken van Spinoza wel gelezen hadden, trok hij aanstonds de aandacht van een ander, die latet! naar zijn naam navraag deed, hem van Spinozisterij verdenkend. Spoedig werd de jongeman door velen op deze ketterij aangekeken. Het predikambt ontging hem.

Dit ambt stond in de Zeven Provinciën niet open voor een navolger van den gi-oolen Portugeesciien Jood, wiens leeroteliiugeu het Gereformeerde Holland terecht in den ban had gedaan. Van nu af, omstreeks 1694, legt Boerhaave zich' onverdeeld op de studie der geneeskunde toe. In 1701 zien wij hem benoemd tot openbaar voorlezer in de geneeskunde. Deze benoeming was voor een groot deel het werk van Van den Bergh, nadat Boerhaave zich verdienstelijk had gemaakt, niet alleen door. tijdelijk toezicht te houden op de universiteits-bibliotheek, maar ook door op verzoek van curatoren de in Engeland aangekochte werken van Isaak Vossius, den zoon van Vondel's vriend met • de bestaande lijst te vergelijken en verslag aan curatoren uit te brengen. Schoorvoetend nam Boerhaave de benoeming tot Lector aan. Hij aanvaardde zijn ambt met een rede over Hippocrates. Die rede was een geloofsbelijdenis, opmerkelijk, omdat men den grooten Griek geen waarde meer toekende. Curatoren hoorden idered© tot „singulieren genoegen" aan en bepaalden Boerhaave's jaarwedde op 400 gulden.

Toen Bidloo met Willem III als diens lijfarts naar Engeland overstak, kreeg Boerhaave er de anatomie bij, nadat hij ook eenige demonstraties over chemie voor zijn rekening had genomen. Curatoren deden hem bovendien de belofte, dat hij bij de eerstvoorkomende gelegenheid met het hoogleeraarsschap zou worden begiftigd^ indien hij zich wilde verbinden mogelijke iakomende beroepen naar elders af te slaan.

Een bewijs, hoezeer de curatoren reeds toen zijn onderwijs, dat studenten van allen kant naar Leiden trok, - een aanwinst voor hun hoogeschool achtten. Zij hadden een goeden neus. In een tijd dat de hoogescholen elkander de leerkrachten betwistten, zooals de steden der middeleeuwen elkander de leei'krachten betwistten, zooals de steden der middeleeuwen elkander haar kerktorens benijdden, kon zulk een beroep niet lang uitblijven. Groningen begeerde hem weldra voor haar onderwijs. Boerhaave bedankte. Toen Hutton stierf, werd Boerhaave professor ordinarius, zoowel in de geneeskunde als in de botanie. Later droeg men hem het onderwijs in de praktijk aan het ziekbed op^ en alsof zijn werk nog niet genoeg was, tenslotte ook de scheikunde. En gelijk met zijn taak groeide zijn roem, als onderwijzer zoowel als geneesheer. Dagelijks raadpleegden hem een dertig tot veertig patiënten uit aUe oorden, tot ver buiten d© grenzen.

Hij voert een uitgebreide briefwissehng met vroegere leerlingen en met bekende vakgenooten, die zijn raad inwinnen voor hooggeplaatste zieken. In de plantkunde wint zijn naam niet minder bekendheid, vooral door zijn aanhoudende zorgen voor den hortus, den kruidtuin, ^die de heeren Staten reeds kort na de stichting der hoogeschool in 1575 hadden laten aanleggen. Boerhaave, 's morgens reeds zeer vroeg op klompen in den hortus, steelt het hart van Halier, zijn later beroemd geworden leerling. Het beeld van den vereerden leermeester in een omgeving, geschikt om diens beminnelijke karakter-eigenschappen in het volle licht te plaatsen, brengt Halter er toe zijn indrukken vol bewondering op schrift te stellen. Die groote belangstelling door de natuur toonde Boerhaave, behalve in zorg voor den plantentuin, ook door zijn verzameling koralen en zeldzame versteeningen en vreemde dieren. En niet het minst door zijn uitgave, met opoffering van eigen mididelen, van de nagelaten geschriften van Jan Swammerdam, wiens levenswerk hij daardoor aan de vergetelheid ontrukte.

Hoe stond Boerhaave tegenoVer de geneeskunde van zijn dagen?

De Alchemie had de scheikunde gebaat. Geen wonder dat velen met scheikundige verbindingen de plantaardige middelen aanvulden en aldus den artsenijschat verrijkten; dat eindelijk ook scheikundige verklaringen werden beproefd voor de verrichtingen der organen. Boerhaave ging die richting niet uit.

Hij vertegenwoordigde de mechanische richting, die eveneens in de 18de eeuw aanhangers hadl Al heeft zijn scheikundig inzicht hem voor eenzijdigheid behoed, zijn theorie der geneeskunde steunde nochtans op mechanica en mathesis.

Tusschen beide richtingen waarin zijn denken geschoold was, moet het wel eens gewankeld hebben. En ik denk weer aan de anecdote van da ti^ekschuit en Spinoza. Zouden we recht hebben uit die anecdote wat meer te halen dan zij oogenschijnlijk beteekent? Boerhaave's verklaringen van de levensverrichtingen verraadt denzelfden wiskundigen opbouw als Spinoza's wijsgeerig systeem.

Boerhaave's verdienste ligt niet in wat hij leerde. Nagenoeg niets daarvan heeft nog waarde. Van hem geldt wat van den grooten Griek, met wien

hij zich vefwaiit voelde, moet worden getuigd: niet wat hij leerde, maar hoe hij leerde bepaalt zijn beteekenis in den ontwikkelingsgang der geneeskunde. Hij heeft den verlammenden invloed gekeerd der wanbegrippen van zijn tijd, zich schrap gezet tegen den stroom van verdichtselen, die den voortgang der wetenschap belemmerden, en onder dfen warwinkel na Hippocrates opruiming gehouden. Dat is zijn roem, dat liij in alle tijden voor het ziekenonderzoek den weg wees. Onze inzichten zijn gewijzigd, onze kennis nam breeder vlucht; uitgebreide onderzoekingen op elk gebied der geneeskunde leiden tot andere; de een voor, de ander na. Natuurkunde, scheikunde geven ons om strijd nieuwe vindingen en hulpmiddelen in d!e hand. Zijn wijze van werken, van waarnemen blijft een voorbeeld. Geen werktuigkunde, geen wiskundige verklaring reikt toe voor de verrichtingen van ons lichaam. Dat lichaam is geen machine en zijn inrichting niet eenvoudig.

Hoe verder wij komen hoe samengestelder de dingen zich aan ons voordoen.

Boerhaave zelf zou zijn zinspreuk herzien en het „simplex sigillum veri" (Eenvoud is het kenmerk van het ware) allicht willen vervangen door wat Izoulet ergens in zijn „Cité moderne" zegt: „Rien n'est simple, tout est compose" (Niets is eenvoudig, alles is samengesteld).

Hooren wij tenslotte nog een buitenlander, den hoogleeraar Turner, op het derde eeuwfe^t van Edinburgh's Universiteit in' 1884:

„Zoo groot was de invloed van het land van Boerhaave, zoo groot was de invloed van ons aller moeder in de geneeskunde, dat alle bepalingen die in Leiden voor examens en promoties golden, bijna zonder wijziging naar Edinburgh werden overgebracht, en dat Boerhaave's Aphorismen en Instituones gedurende meer dan een eeuw de eenige, de ware leer en handboeken waren."

Het land van Boerhaave, zeggen we nog eenmaal met rechtmatigen trots den buitenlander na.

Voor de geheele beschaafde wereld ontleenen wij onzen besten naam aan den molenaarszoon van Leiden, en zijn wij het land van Rembrandt.

Voor de geneeskundi!gen van alle landen gaf de predikantszoon van Voorhout ons een adelsbrief en maakte ons tot het land van Boerhaave.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's