GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Synode der Natuur!

Het was avond geworden. De groote fabrieksschooirsleenen hadden met een zucht van verhchlüig een gulp rook uitgeblazen, de fluiten hadden geschreid, toen waren de deuren opengeborsten en mannen waren uitgezwermd naar hun woningen. De paarden hinnikten om den stal, de landman ging ziaar zijn hoeve om het brood der tevl-edenheid te eten. Want de mensch gaat uit naar zijn arbeid tot den avond toe. En het was avond.

Op dit vredige uur werden frissche meisjes, jongens in bloei, opgesloten in kleine, smoorhcete dakkamertjes om huiswerk te maken. Want wijze mannen uit deze eeuw der paedagogiek hebben de schoonste maanden des jaars, welks schoone dagen in dit klimaat weinige zijn, bestemd om examens af te nemen. Derzelver vadets brengen de zomermaanden door in benauwde vergaderzalen, zij puren honing uit referaten en worden van den dauw eens sprekers natgemaakt. Dies bloeien hun harten, schoon hun wangen wat geel zijn, hun oogen diep in de kassen liggen en hun humeur veel heeft van het teedere kruid, hetwelk de botanisten kruidje-roer-mij-niet noemen. De velden zijn bekleed met kudden, de dalen zijn bedekt met koren, de studeerkamers zijn vol tabaksrook, de zalen vol van het geroezemoes van debat. Want déze mensch gaat uit tot zijn arbeid tot den nacht toe ...

Het werd nacht. Een jongen, opgeleid voor bol, schoof zijn boeken op zij en zette de wekker op zes uur. Een meisje hief haar gepermanent hoofdja op van haar natuurkunde-boek — hoe schoon is de natuur! en nergens is zij schooner dan in een boek! Een Idnd van twaalf lag te slapen met het hoofd op een aardrijkskundig werkje van groote belangrijkheid en droomde van een één! Het verheugde mij zeer, dat er voor dit jonge zieleleven zoo kostelijk zorg werd gedragen. Toen openden zich ook de deuren der vergaderzalen, vroede mannen haastten zich huiswaarts toe, ik zag ze de sleutels in het slot steken om nog even priester in huis te zijn. Toen de deur in het slot viel begonnen twee krekels, die straatjongens der natuur, die musschen van den nacht, tegen elkaar te sjilpen, het was mij alsof zij zeiden: de slaap van den arbeider is zoet.

Maar die krekels vergisten zich, want het redelooze dier weet de zorgen van den denkenden mensch niet. Nauwelijks was het dichtvallen van de deur, waren de slepende voetstappen op de trap verstomd of tloep', daar ging het licht aan. Weldra verscheen op het gordijn de silhouet van een gebogen mannenhoofd, gebukt over dikke boeken. In de stilte van den nacht kon ik het krassen van een pen duidelijk hooren. Het duurt nog lang eer dat de dag gaat rooden! Inderdaad.

Vredig scheen de maan over het groen van het voorzomerlandschap. Zelfs de stad met zijn vele geluiden werd stil. De laatste tram was naaf de remise gedenderd. De nachtbraker had zijn laatste haring gekocht, de omroeper had zijn vriendelijken afscheidsgroet uitgesproken: Goedennacht en wel te rusten! De bloemen sliepen en het gevogelte rustte tusschen de takken. Maar de silhouet op het raam bleef onveranderd, de pen bleef zich voortbewegen over vele foliovellen. EindeJijk, de dag brak reeds aan, verdween het hoofd van het gordijn. Ik was brandend nieuwsgierig wat deze martelaar van zijn plicht zoo lang uit het bed had gehouden, op de teenen der verbeelding sloop ik zijn woning binnen en glipte naar de studeer^ kamer. Vol genot snoof ik de geur op van een hortensia, die juist bezig was te ontwaken en zich uitrekte naar het licht. Toen keek ik naaide schrijftafel, waar het manuscript lag, de titel luidde: De algemeene genade! Toen lachte ik, zachtjes, om den geplaagden mensch niet uit zijn eersten slaap te wekken, doch er was weemoed in mijn lach. En ik verzonli in gedachten over De ge me ene gratie, waarover wij zooveel spreken, maar waarvan wij: zoo weinig ver­

staan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1939

De Reformatie | 8 Pagina's