GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christendom en Economie.

III.

De economisGlie toestand van Palestina. Lord Stamp beschrijft in zijn boekje: „Cli'rist^ anity and Economics" vTij iiilvoerig de economisdie omstandigheden van Palestina ten tijdo van Jezus' omwandeling op aarde.

Het land was, zegt hij, betrekkelijik „self-sufficient" met betrelcking tot zijn voedselvoorziening; het kon voortbrengen wat zijn bevolldng noodig had en was daarom niet aangewezen op' import. Er was In normale lijden voldoende koren en water, er waren vijgen en olijven, palmen en wijnstoklsen in overvloed; de vischvangst voorzag voor een jjelangrijk gedeelte in de behoefte aan eiwitten.

'Palestina was een agrarisch land en had weinig

of geen industrie (behalve wat huisindustrie). En ofschoon het aan een voornamen verkeersweg tusschen gi-oote naties lag, had het geen buitenlandschen handel van beteekenis. Het vormde een deel van het Romeinsche Keizerrijk, maa!r genoot toch het voorreclit van zelfbestuur. Het Oude Testament spreekt over het land als één, dat overvloeit van melk en honig; die rijkdom ging allengs venloren. De bosschen zijn voor een groot gedeelte verdwenen; ten tijde van de Assyrisohe heeirsdhapipij, toen de bevolking in balUngsciiapi vertoefde, lag de grond onheschermd, omdat hij niet bebouwd en bevloeid werd; regens spoelden de vruchtbare lagen van de heuvels weg; kale rotsen en zandwoestenijen bleven over.

In de dagen van Jezus was Palestina echter nog behoorlijk vruchtbaar, zooals gezegd, het kon zelf in het meerendeel zijner behoeften voorzien. Twaalf eeuwen van Saraceensch en Turksch wanbeheer hebben het land echter totaal verarmd, zoodat in den tegenwoordigen tijd niet dan met groote inspanning en met gebruik van zeer moderne hulpmiddelen (o.a. irrigatiewerken) een deel van het verloren terrein. kan worden teruggewonnen.

Hoewel dus de grond in Jezus' dagen zooveel opbracht als men noodig had, was de bovenste grens van zijn productiviteit toch Mjna bereikt. Hij vereischte voor zijn bewerking zwaren arbeid, en wanneer tegenslagen kwamen, lag de armoede voor de deur. De meest Vruchtbare gedeelten schenen in Galilea te liggen; op de grootere „boerderijen" in die landstreek werkten talrijke slaven en andere bedienden. Het meer van Galilea was bijzonder vischrijk; deze visch werd (gepekeld of gezouten) geëxporteerd, althans tamelijk ver vervoerd. Zij 'droeg, evenals de schapenteelt, belangrijk tot de voedselvoorziening bij. De schaapherder was een gewone figuur in het landsdhap; zoowel het vleesch als de wol waren onmisbaar. Een ander belangrijk exportartikel was olie. In den Bijbel, ook in het Nieuwe Testament, vinden we betrekkelijk veel, dat op, het agrarisch leven in Israël betpekldng heeft; maar ook de vischvangst wordt meer dan eens, en wèl met bijzonderen nadruk, genoemd.

Zooals reeds is opgemerkt, was er weinig ge^ legenheid tot het opslaan van groote reserve-voorraden. Wat de grond opbracht, was noodig; men kon zich dus moeilijk tegen slechte oogsten beschermen. Herodes moest in jaren van hongersnood ten behoeve van de stedelijke bevolking, uit Egypte en Cyprus tarwe invoeren; in zeer goede seizoenen konden bepaalde producten (vooral olijven en vijgen) tegen andere goederen giaruild worden of voor geld verkocht, maar ook die re^ serves waren tfkwijls spoedig opgebruikt. Men leefde en moest leven van jaar tot jaar, dat gaf aan. hel leven een bijzondere spanning. En zelfs IQ normale jaren, waren er nog velen die honger leden, omdat zij niet gelukkig waren geweest en anderen nauwelijks iets over hadden. Die armen leefden meestal van linzen (vruchten van een plant, die tot de vlinderbloemigen behoort, zooals ook boonen en erwten) en van bepaalde boonensoorten.

In het verleden was de rijkdom aan miaeralen, die Palestina bezit, van veel jjeringere beteekenis dan thans. Wel hadden de visschers zout noodig, maar de tegenwoordige exploitatie van de zoutschatten der Doode Zee bijvoorbeeld, die een belangrijke bron van inkomsten vormt, is niet te vergelijken bij 'die van tweeduizend jaar geleden. Toen kende men de beteekenis van kalizouten en salpeter nog niet, en had men geen behoefte aan jodium of broom. Toen .ging het om wat ruw keukenzout, dat door zijn gehalte aan magnesiumverbindingen gemakkelijk vervloeide, en ook bitter smaakte. Merkwaardig waren de rijke kopermijnen (de wereld kent reeds heel lang dat metaal, de menschen wisten hoe zij; 't uit de ertsen moestein bereiden; het volk van Israël bezat fraaie koperen muziekinstrumenten en paste het metaal ook op andere wijze toe). Palestina was echter alrm aan iandere zware metalen; tin was heel zeldzaam, lood ook; ijzer'bezat het zeer weinig.

(Tusschen „twee haakjes": men heeft ontdekt, dat vroeger veel lood aan andere zware metalen, o.a. aan tin toegevoegd werd om ze gemakkelijker te doen smelten. Voorwerpen uit 'die alliages vervaardigd, werden ook voor huishoudelijke doeleinden gebruikt, o.a. voor drinkbekers. D'C gevolgen bleven niet uit; loodvergiftigingen hebben velen ten grave gesleept, vooral ook kinderen. Daarbij kwam, 'dat verschillende metalen ook arsenicum bevatten.)

Palestina (en aangrenzende landen) bezat dus weinig metalen werkstoffen, wel was 'er overvloed van goed timmerhout, dat ook voor bouwdoeleinden gebruikt werd. De tempelbouw is daarvan een indrukwekkend voorbeeld. De timmerman was een bekend ambachtsman; toch rekende men hem niet tot de eerste rijen der gezeten burgers; zij hadden het dikwijls arm. Wij weten dat uit de geschiedenis van Jozef en Maria.

Aan hout was 'dus geen gebrek; aan ander-bouwmateriaal en aan specie ook niet. Het meeste werd echter voor eigen gebruik gewonnen; een industrie van bouwmateriaal bestond niet.

* Reeds is opgemerkt, dat Palestina aan heirwegen lag; het vormde als het ware een btug tusschen groote naties. Bij andere volken zou die liggin; g wellicht een sterk handelsverkeer veroorzaakt hebben; hier was dat aanvankelijk niet het geval. De exclusieve positie der Joden verhinderde die ontwikkeling; de spanning tusschen dit volk en de (verachte) heidenen; het verbod van en de voortdurende waarschuwing tegen contact, die uit dieip godsdienstig besef voortkwamen, belemmerden ook handelsoperaties, die trouwens aan strenge voorschriften onderworpen waren. De rechtgeaarde Israëliet mocht geen handel drijven in voorwerpen, die met afgoderij te maken hadden; hij mocht geen geld aan heidenen leenen, noch van hem leenen; gedurende drie dagen, die aan feestdagen voorafgingen was elk contact verboden; hij mocht aan de heidenen land noch huizen verkoopen of ver­

pachten. De heidensche handelaren konden vrij langs de heirwegen trekken; de wegen werden opengehouden, maar de reizenden zelf meed men; zij kregen geen onderdak of voedsel; zij werden veracht en gehaat; zij waren immers onrein. De handel „stroomde" door het (we zouden haast kunnen zeggen) autarkische Palestina, maar beroerde het aan eigen bodem gebonden volk niet of heel weinig. Dat maakte op buitenstaanders den indruk, dat het niet in staat was zijn eigen rijkdommen op de meest voordeelige wijze te exploiteeren; hun afkeerigheid kwam echter voort uit godsdienstige

* Merkwaardig is ook het ontbreken van 'een eigen circulatiemiddel; vreemde munten circuleerden. De rijke Joden bezaten goud en zilver, maar ook dit moest uit het buitenland worden betrokken; do bodem van Palestina bevatte deze 'Cdele metalen niet. Lord Stamp merkt op, dat het gebruik van vreemde munten als circulaüemiddel eigenlijk een groot gevaar beteekende. Immers buitenlandsche mogendheden konden den toevoer daarvan naar willekeur regelen en ook 'de waarde bepalen. Zij konden, om het in moderne termen uit te drukken, die munt devalueeren of revaloriseeren (de koopikracht 'daarvan wijzigen) wanneer ziji dat wilden, zonder dat de Joden daarover iets hadden te zeggen. In den tegenwoordigen tijd zou dat, zegt hij', een noodlottige afhankelijkheid voor een land beteekenen. Inderdaad, men denke den toestand' van ons land eens in, wanneer hier de mark als circulaliemiddel werd gebrxiikt, of ook wanneer onze munt heel nauw met die van andere (machtiger) mogendheden was verbonden, zoodat zij alle bewegingen moest meemaken. Of men denke aan den

huldigen strijd om de Chineesche munt. Maar, gaat hij voort, de situatie in Palestina werd gered doordat dit land zelf in zijn behoeften aan agrarische producten voorzag en door het feit, dat voornamelijk ruilhandel werd bedreven. Loonen werden vaak in natura betaald, zoo' ook schulden (zie de gelijkenis van 'den rentmeester: honderd vaten olie bedroeg de schuld aan den landheer; honderd mudden tairwe. Maar, we weten het uit een andere gelijkenis: het loon werd ook wel in geld uitgekeerd: een penning kregen de arbeiders in den wijngaard).

Lord Stamp merkt verder met betrekking tot het geldverkeer op, dat verscMUende vreemde munten tegen elkaar uitgewisseld werden, en dat dit aanleiding gaf tot kwade pracüjken. (Men denke aan de tafeltjes der wisselaren). D-e gelijkenis van de talenten laat zien, dat de Joden ook geld tegen interest uitleenden; tussclien Joden onderling waren zulke transacties verboden, maar het leeneaa van geld aan heidenen was geoorloo'fd en alleen dan nog, wanneer een hooge rente werd bedongen.

Palestina had dus een weinig geoomplioeerde huishouding, maar het was verre van gelukkig. Zijn toestand was eigenlijk wanhopig. Twee belangrijke factoren, zegt Lord Stamp, waren daarvan de oorzaak: overbevolking en zware belastingen, te zwaar om te dragen. Deze beide factoen, gaat hij voort, vormen den economischen achtergrond van de Evangeliën.

De Joden vormden een vruchtbaar ras; emigratie an beteekenis vond (ook al weer om natuurlijke edenen) niet plaats; zij werden als het ware binen hun eigen kleine territorium ingesloten, ia et land van Bielofte, dat geen Jood, die het geoof der Vaderen aanhing, wilde verlaten.

Bij het talrijke Israëlieüsche volk, dat dus het and tot berstens toe vulde, kwamen dan nog de Romeinsche soldaten, officieren en ambtenaren met hun families, en duizenden pelgrims, die meestal iets bezaten. Dat beteekende voor de voedseloorziening (die, zooals gezegd, bij. goede oogsten einig moeilijkheden gaf) een voortdurend gevaar.

En dan de belastingen; deze waren steeds hoog eweest; rigoreuze voorschriften legden aan het olk zware lasten op. Onder de Romeinsche heerchappij werd de druk echter nog veel heviger; de elastingen bedroegen tenslotte 40 procent van het" nkomen of nog hooger. Herodes schijnt de lasten zwaarder gemaakt te hebben dan het volk kon dragen. Vandaar het feit, dat de tollenaars zoo gehaat waren; de naam werd synoniem met dien van roover en moordenaaï-. Tollenaars en zondaars werden in één adem genoemd; de 'eigenlijke pachL ters van 'de belastingen hadden aan hein de zaaK „onderverpacht"; zij zogen het volk op verschrilt kelijke wijze uit. Er was 'b.v. een belasting op bet wandelen op straat, de tollenaars liepen met die wandelaars op en verzamelden zoo het geld. Dat teekende de situatie. Zoo werd door Herodes het economisch fundament van Palestina ondermijnd en verwoest. Een ineenstorting, een [revolutie kon niet uitblijven. De welvaartsbronnen van het volk droogden op.

Zoover was het in Jezus' dagen nog niet; het proces van verarming schreed echter voort, en daarmede ook de. ontevredenheid.

Tot dit volk kwam de prediking van Jezus. Tot dit volk zond God Zijn Zo'on. En tot de geheele wereld.

We meenden goed te doen met Lord Stamp's overzicht van den economischen toestand van Palestina (zij het ook verkort en zonder commentaar) weer te geven. Medte 'omdat hiji daarvan bij zijn uiteenzettingen gebruik maakt om het z.i. „Zeitgebundene" in Jezus' prediking aan te toonen.

Over 'die prediking, zooals de schrijver van „Christianity and Economics" die vertolkt, een volgend keer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's