GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ontvangen van den Heiligen Geest, gehoren uit de maagd Maria”.¹)

Inleiding.

Bovengenoemd artikel van de Apostoüsche Geloofsbelijdenis is wel zeer in 't midden van de theologische belangstelling gekomen. Eenerziijds is het voorwerp geworden van een felle, voortdurende kritiek, aan de andere zijde zien we dit artikel in de Roomsche Kerk tot zulk een leer uitgebouwd, dat de beteekenis van Christus geheel en al dreigt te worden verduisterd.

't Zal voor ons goed zijn in gedachtenis te houden, het woord Op. 22:18, 19. Daarin staat, dat ineri aan de waarheid, niet af, noch toe mag doen.

Wanneer wij ons met dit stuk bezighouden, laten we allereerst de kritiek aan het woord komen (A).

Vervolgens zien we, hoe zich de Marialeer in de R.-K. Kerk heeft ontwikkeld (Bi).

Dan, wat de Heilige Schrift van dit stuk zegt (C). Daarna, hoe dit stuk in de Kerk is opgenomen (D).

Tenslotte, wat de beteekenis, de zin van dit leerstuk is (E).

A. De critiek.

Het sluk van de maagdelijke geboorte van onzen Heiland, is al de eeuwen door wel aangevochten geworden.

Het verzet tegen deze gedachte moet al heel vroeg zijn opgekomen. Meer dan één geleerde is van meening, dat in het Mattheüs-evangelie reeds een tendenz is, om den Joodsch'en laster te bestrijden. 2)

Zoo zegt Prof. H. Bavinck, dat de boven-natuurlijke ontvangenis oudtijds reeds ontkend werd door de Joden, door de Ébionieten, door Cerinthus, Carpocrates, Celsus, door de deïsten en rationalisteninde achttiende eeuw, zooals Morgan, Chubb, door de nieuwere critici zooals Strausz, Bruno, Bauer, Renan enz. s)

'tis dan ook niet te verwonderen, dat in een I dissertatie, bijna 100 jaar geleden verschenen, in i hoofdzaak dezelfde bezwaren waren bestreden als die thans tegen de boven-natumlijke geboorte worden ingebracht.*)

Toch is, in verband met de toenemende critiek I op de Heilige Schrift, het verzet tegen dit artikel al heftiger geworden.

De groote strijd over dit stuk, en eigenfijk over heel de Apostolisclie Geloofsbelijdenis, is begonnen in 1892. Toen verscheen in het tijdschrift Die 'Chris tliche Welt van de hand van den bekenden theoloog Adolf von Hamack een antwoord op een

vraag van eenige jonge theologen, of het niet noodig was, dat het Apostolicum werd afgeschaft. Hij stemt toe, dat er eigenlijk een nieuw symbool noodig is. Wijst er op, dat de symboolkwesüe een brandende is. Geeft den raad, niet met het parool te komen: het apostolicum moet worden afgeschaft. ZoO' mogelijk moet men het verwijderen uit het liturgisch gebruik. Een kortere belijdenis moet er voor in de plaats. Een gerijpte Christen zal aan verscheidene uitspraken van het Apostoticum aanstoot nemen. Sommige artikelen behoeven niet letterlijk te worden vastgehouden, maar kunnen geestelijk worden „umgedeutet". Dit is evenwel niet l^ij alle artikelen mogelijk.

Biij het artikel, ontvangen van den Hieitigen Geest, geboren uit de maagd Maria, is zulk een „Umdeuting" onmogelijk, daar men h'et dan in zijn tegendeel moest „Umdeuten". ^) Harnack is er van overtuigd, dat de bovennatuurlijke geboorte reeds in het iDegin van de tweede eeuw een vast stuk' van de kerkelijke traditie vormde, maar evenzeer is hij zeker, dat zij in de oudste prediking geen plaats heeft gehad. Deze begon met Jezus Christus, den Zoon Davids naar het vleesch, den Zoon Gods naar den Geest, met den doop van Christus door Johannes en de nederdaling van den Geest pp Hem.")

Hij noemt als bezwaren tegen de bovennatuurlijke geboorte:

1. Deze ontbreekt in alle Brieven van den Apostel Paulus en in alle Brieven van het Nieuwe Testament.

2. Noch in het Evangelie van Marcus is het te vinden, noch positief in dat van Joharmes.

3. Het ontbreekt ook in de gemeenschappelijke bron van Matlheüs en Lucas.

4. De geslachtsregisters van Jezus, die dezeevangeliën bevatten, gaan terug op Jozef en niet op

Maria. 5. Alle vier Evangeliën geven aan — twee direct, twee indirect, dat de oorspronkelijke predildng aangaande Jezus Christus met Zijn doop is begonnen. ')

Volgens zijn meening is het geloof, dat Jezus uit een maagd geboren is, ontstaan uit Jes. 7:14.») Een geweldige strijd is in Duitschland naar aanleiding van deze uiting van Hamack het gevolg geweest.

Een officiëele verklaring: dat de Zoon van God ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria, dat is het fxmdament van het Christendom, het is de hoeksteen, waarop al de wijsheid dezer wereld verpletterd wordt s), zette bij de tegenstanders kwaad bloed.

Een twintigtal theologen publiceerde in Die Christliche Welt van 13 Oct. 1892 een verklaring, waarin zij bovengenoemde uitspraak een bedroevende verwarring der geesten noemde. Noch de Bijbel, noch de evangeUsclie belijdenissen hebben aan het in de eei'ste hoofdstukken van het eerste en derde Evangelie bewaarde verhaal een zoodanige voor het geloof beslissende beteekenis ge^ geven, i")

Sindsdien is in Duitschland de kwestie voortdurend actueel gebleven. Vooral in 1912 is de strijd weer heftig geweest, toen de , predikanten Jatho en Traub om deze kwestie zijn afgezet geworden. 11)

Dat ook in de Angelsaksische landen deze kwestie telkens ter sprake is gekomen, blijkt uit de rijke litteratuur, die daar over dit punt is verschenen. 12)

Wij noemen alleen het werk van Prof. James Orr, The Virgin birth of Christ 1908, die in een achttal lezingen al de kwesties, die hier zijn gerezen, bespreekt en de critiek op de maagdelijke geboorte weerlegt.

Vooral moet worden gewezen op het magistrale werk van Prof. J. Gresham Machen: The virgin birth of Christ 1930, dat een schitterende apologie is van dit geloofsartikel. Al de argumenten, die tegen de maagdelijke geboorte worden ingebracht, worden zorgvuldig onderzocht. Men komt diep onder den indruk van de scherpzinnigheid van dezen geleerde, die aan Amerika in de kracht van zijn leven is ontvallen, i')

Het is jammer, dat van dit werk nog geen vertaling verschenen is in onze Nederlandsche Taal. De opmerldng is gemaakt door Karl Ludwig Schmidt, dat de tegenstanders van de maagdelijke geboorte zich meer beijverd hebben dan de voorstanders. Ik vermoed, dat Prof. Schmidt het werk van Prof. Machen niet heeft gekend. Anders zou zulk een opmerking niet uit zijn pen zijn gevloeid. Ook in ons eigen land kwam de critiek op dit leerstuk meer dan eens uit. Prof. Ph. Kohnstamm heeft meer dan eens de maagdelijke geboorte bestreden, i*) Ook Prof. G. V. d. Leeuw aanvaardt dit leerstuk niet. i'*) Tevens mag gewezen worden op het werk van Emil Brunneri^) die ook hier veel invloed heeft, i')

Wat nu de bezwaren betreft, kan men onderscheiden tusschen exegetische (1), dogmatische (2) en moreele (3) bezwaren.

1. Exegetische bezwaren. Deze bezwaren zijn al genoemd in den strijd dien Harnack gevoerd heeft. Men w'ijst op het feit, dat alleen bij Mattheüs en Lucas de maagdelijke geboorte gevonden wordt; dat Marcus en Johannes er van zwijgen; dat noch Paulus noch de andere Nieiiwtestamenüsche geschriften er van spreken; dat de geslachtsregisters van Mattheüs en Lucas beide op Jozief teruggaan.

Wat nu de beide plaatsen betreft, waar de maagdelijke geboorte gevonden wordt (Mt. 1:18—25 en Luc. 1:35), op allerlei wijze is getracht, de kracht van deze plaatsen weg te nemen. Welthausen b.v. doet dit op deze wijze dat hij eenvoudig de geschiedenis van Mt. 1 en 2, Luc. 1 en 2 negeert. Hij begint bij Mt. 3 en Luc. 3. is) De meesten evenwel gaan niet zoo ver, nemen aan, dat slechts

324 enkele verzen, of zelfs enkele woorden zijn gcinterpo'leerd. ^^)

Hoc dan deze gedachte in het Nieuwe Testament is gekomen, wordt door de critici verschillend beoordeeld. Velen zijn geneigd met Harnack 2») aan te nemen, dat deze gedachte te danken is aan een verkeerde uitlegging van Jes. 7:14. Anderen denken aan heidenschen invloed. Eenstemmigheid is hierover niet bepaald. Harnack spreekt in zijn D'Ogmengcschichte 21) van een „unerfreuliche Musterkarte" en memoreert, dat Seidel en Van den Bergh van Ej'singa denken aan Iret Boeddhisme als bron; Gardner en Bousset aan Egyptischen invloed. Funkel en Cheyne aan een Babylonischen oorsprong, Pflciderer aan een Phrygischen cultus, Schmiedel aan Perzische leer. JJsener aan Grieksche mythologie, Dietrich aan den Mithrasdienst, Butler aan de eleusinische of andere mysteriëii enz.

De gedachte aan Heidensch-mythologischen invloed heeft vooral ingang gevonden door de religionsgeschichtüche methode, die op het Nieuwe Testament werd toegepast. K.. Tlxieme kon derhalve zeggen, dat de bestrijdüi, g van de gedachte van de maagdelijke geboorte vooral te danken was aan de religionshistorische bijbelcritiek. ^2)

Het 'feil, dat er zooveel verschil is in het zoeken naar den oorsprong van deze gedachte, pleit er niet voor. Toch is daarom de religionshistorische beschouwing van de maagdelijke geboorte niet zonder waarde. Zij toont hierin ook weer, dat de gedachte van de goddelijke afkomst van den Verlosser diep is doorgedrongen in heel het mcnschelijk geslacht, ^s)

2. Dogmatische b e z w a r e n. Deze ontmoeten we vooral bij E. B runnor. Hij meent, dat deze leer vooral is opgekomen uit dogmatische motieven. 2i) De eerste grond zou geweest zijn: dat een natuurlijke geboorte in strijd zou zijn met de beteekenis van het feit der menschwording. Maar volgens Brunner is de leer van de maagdelijke geboorte een verkleining van het wonder der menschwording van Christus. Zegt men dat het onwaardig zou zijn, dat de Heiland 023 de gewone wijze mcnsch was geworden, dan wil Brunner er nadruk op leggen, dat de Heiland juist op onwaardige wijze geboren moest worden. Dat is de grondtrek van de bijbelsclie openbaringsgedachte. Hier staat BrunncF lijnrecht tegenover Kolinstamm, die de maagdelijke geboorte juist daarom verwerpt, dat het huwelijk daarmede wordt gedisqualificeerd. ^s) Wanneer de maagdelijke geboorte wordt verdedigd met een beroep op de leer van de erfzonde, dan merkt Brunner op dat noch de geboorte uit een zondige moeder de zondeloosheid waarborgt, noch de geboorte uit man en vrouw de zondeloosheid kan verhinderen.

Brimner ziet in de leer van de maagdelijke ge- Jjoorte een poging om in een overigens natuurlijk iets een goddelijk „stuk" in te plaatsen, en wel een waarnemingsfeit, waarvan twee menschen iets konden weten zonder geloof. 2") Brunner verwei-pt deze gedachte, omdat hij ze niet kan plaatsen in zijn systeem. 2')

Het is hier de plaats om iets te zeggen van de meening van Brunner's vrocgeren mede-stander Karl Barth. Deze aanvaardt de maagdelijke geboorte-**), en bestrijdt Brunner op dit pmit. Maar de redeneermethode is geheel aan die van Brunner analoog. Hij laat eerst zien, hoe zwak eigenlijk het Nieuwtestamentische getuigenis is en geeft daarna de verdediging.

Dit leerstuk ligt aan den rand van de openbaring, heeft geen ontische, wel moëtische beteekenis. ^') 't Kan niet vergeleken worden met de erkenning van Christus' waarachtige godheid en mcnschheid. 't Is een aanduiding van het karakter van dit mysterie. Barth beschouwt het als een signum, een teeken, dat heenwijst naar een feit. Het feit is het belangrijkste. Dat wil niet zeggen, dat het teeken indifferent is.

3. Moreele bezwaren. Het is vooral Prof. Kohnstamm, die moreel bezwaar lieeft ingebracht tegen deze leer. Z.i. wordt door deze leer het gezin in zijn wezen vernietigd. Wamieer Jezus geen menschelijk vader heeft gehad, dan staat het mcnschelijk vaderschap als zoodanig onherroepelijk en in geheel exceptioneelen zm, onder den vloek der zonde. Van hieruit is nog slechts één uitredding: het klooster.'")

Ook vindt hij, dat een gedachte als deze heel moeilijk kan worden verli'aald in de Zending. Hiermee hebben we een kort overzicht gegeven van de bezwaren, die tegen de maagdelijke geboorte zijn ingebracht.


1) Deze artikelenreeks geeft, in gewijzigden vorm, een referaat, gehouden Woensdag 14 Juni 1939 voor de Reunistenvergadering van F. Q. I. te Kampen.

2) Zoo b.v. Th. Zahn, Grundrisz der Geschichte des Lebens Jesu, 1928, p. 20. P. Feine, Theologie des N. T., 5 1931, P. 420.

3) H. Bavinck, Geref. Dognatiek 2 III, p. 306.

4) J. J. van Oosterzee, Disputatio de Jesu, e virgine Maria nato, 1840, p. 230.

5) Harnack, Reden und Aufsatze, 1904, I, p. 221 v. Vergelijk over dezen strijd ook R. G. G. 2, art. Apostolicumstreit in Christliche Welt.

6) a.w. p. 246.

7) a.w. p. 245.

8) A. von Harnack, Dogmengeschichte F, p. 113, no. 1.

9) Aangehaald bij Harnack, Reden und Aufsatze, p. 258.

10) Vgl. art. Theol. Blatter 1932, van K. Thieme, kol. 300.

11) Een prachtig overzicht van de kwesties, die hier ter sprake komen, vindt men in het van modern standpunt geschreven, populaire boekje van Karl Thieme; Das Apostolische Glaubensbekenntnis, 1914.

12) Vgl. H. Bavinck, a.w. IIP, p. 307.

13) Zie het art. van Prof. C. v. Til, Reformatie 5 Febr. 1937. Dissertatie Dr W. Masselink: Machen as Apologist, 1938.

14) Bijbel en Jeugd, V. U. B., 1933, p. 201—210. Schepper en Schepping, III, De Heilige, 1931, p. 170—174.

15) Dogmatische Brieven, 1933, p. 71.

16) Der Mittler, 1927, p. 288—292.

17) Het moderne standpunt wordt uiteengezet bij Prof. G. J. Heering: Geloof en Openbaring, II, pag. 148—157; vgl. Art. van Prof. K. Dijk: Incarnatie, Horizon, Dec. 1939.

18) Aangehaald bij Orr, a.w. p". 48.

19) Zie J. Gresham, Machen, a.w. p. 44—237; H. Weiszel, Bibl. Theologie 1911, zegt: Man kann mit der Streichung von 4 Worten (in Luc. 1:34) auskommen! Dat is de bedoeling. Men wil „auskommen!"

20) Dogmengeschichte, I^, p. 113.

21) a.w. p. 113.

22) Theol. Blatter, 1932, p. 300. Vgl. R. G. G. 2 I. Babyloniën III, kol. 719, Christologie II, kol. 1604. C. Cleinen, Religions-geschichtliche Erklarung des N. T. 1909, pag. 223—244.

23) Vgl. A. V. Beursen, Der Heilbringer, 1931, p. 378. Bij de patres Justinus Martyr, Origenes wordt gewezen op de parallellen in. de heidensche mythologieën. Dit is niet bedoeld als verklaring, maar als argumentum ad hominem. Vgl. Machen, a.w. p. 330.

24) a.w. p. 290.

25) a.w. p. 174.

26) p. 291. 27) Dit is heel duidelijk aangetoond door Dr S. U. Zuidema in z'n artikelenreeks in het N. O. I. Kerkblad, 24e jrg.,

p. 205. 28) Credo. 1935, p. 57—65, Kirchliche Dogmatik I 2 p.

187—221.

29) Vgl. Prof. K. Schilder, Ref. XVI, no. 3. 30) Schepper en Schepping, III, p. 174.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's