GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

RECHTER OF RECHTHEBBENDE ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RECHTER OF RECHTHEBBENDE ?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de kwestie der inroeping van den rechter in de zaken van de Ned. Herv. Kerk, waaraan we verleden Week onze aandacht gaven, is natuurhjk ook een andere kant, dan ons vorig artikel liet uitkomen.

Wie een rechter inroept, zegt daarmee min of meer: ik kan geen recht krijgen op een andere manier. En tevens: ik ben serieus gekant tegen wat de in mijn „grieven" als kwaden handel drijvende aangewezen instantie heeft gedaan. En verder: als de rechter mij in mijn „grieven" gelijk stelt, heeft de zaak van recht en waarheid, die ik tot de mijne geloof gemaakt te hebben, een wezenlijk voordeel gehad.

De vraag is nu: kan men bij 'een procedure, als thans gezocht wordt, zonder meer dit alles verklaren?

Ik geloof het niet in alle deelen.

Om voorloopig bij één punt te blijven:

Een rechter zou kunnen vragen: hoe komt ge hier, als rechtelooze of als rechthebbende? Als machtelooze óf als gemachtigde?

Met zoo'n vraag zou ineens de kwestie der Hervormde Kerk gesteld zijn in haar benauwende scherpte.

Want één van beide: de leden der Herv. kerk hebben al jaren en jaren achtereen erin bewilligd, dat aan de „synode" (die geen synode is v o l g e n s hun eigen belijdenis) een macht toegekend werd, die haar niet toekwam, of ze hebben het niet gedaan. Hebben zij het soms niet gedaan? Dat kan niemand staande houden, want hadden ze er ni e t in bewilligd, dan hadden ze de vrijmaking der kerk al lang ter hand genomen, door een consequente weigering, zelf mee te doen aan wat ze principieel verboden achtten. Dat deden ze niet. Ze hebben voor het overgroote deel jaren lang alle vrijmaking van de kerk, in welken vorm ook, veroordeeld als een misgreep. Ook wanneer ze met „vrijgemaakten" sympathiseerden om­ dat ze z a k e 1 ij k in hun klachten en bezwaren gelijk hadden, hebben ze toch gezegd: maar dievrijmaking-als-daad, die moeten we voor ónze vaderlandsche kerk niet. De gemeenschappelijke inwoning onder den koepel van het instituut N.H. Kerk, en de gemeenschappelijke gebruikmaking van de fondsen, de gebouwen, de goederen van dit instituut, die willen we in geen geval prijs geven. Onze weg is „de medische". Let wei: ik leg daarmee geen odium op allen, die zoo redeneeren, alsof zij alleen maar „om der wille van de smeer" (deftiger gezegd: om „de zilveren koorde") bij dat instituut gebleven zijn. Ik geloof, dat er duizenden zijn, die zulk een redeneering plausibel maken Voor hun geweten door de verwachting, dat later wel eens betere tijden zullen aanbreken. Maar, het feit als zoodanig ligt er nu eenmaal.

We hebben er al eens eerder over gesproken: de kerkelijke beeldspraak over de kerk is vaak zoo ongelukkig. Men heeft b.v. jaren lang in betrekking tot de reformatie van de Ned. Herv. Kerk gesproken van „den medischen" weg, en van de kerk als de (tijdelijk!) „zieke" moeder der geloovigen. De zieke moeder, — en nu moet geen zoon, die denkt te weten hoe het moet, wegloopen van moeders ziekbed.

Het beeld heeft veel opgang gemaakt, maar is natuurlijk onzin. Primo: ziekte is wat anders dan zonde. Secundo: de kerk is geen grootheid, die als losstaande van die kinderen-aan-haar-bed gedacht worden mag. Die kinderen, die z ij n de kerk. Hun luiheid, huh traagheid, hun onwil, dat is de kwaal van de kerk. Ze redeneeren nog zoo'n beetje roomsch: de kerk is bij de roomschen de clerus, de „aparte" stand van wie 't wel zullen Weten: en precies zoo redeneert menig hervormde over zijn zieke moeder. Misschien denkt

hij bij het woord zieke „kerk" soms ook aan de zieke synode. Maar misschien telt hij 'n volgenden keer niet „de synode" mee als 'n onderdeeltje van moeder's „kranke" lichaam, doch ziet haar als een booze macht, die moeder ziek g e m a a k t heeft. Zich houdt een feeks, een heks, een venijngeefster, waarmee moeder, de stumper, opgescheept zit. Die - synode is dan geen fragment-van-moeder, doch haar zelfstandige tyranne. Vandaar dan al die fatale reglementen, waarmee „de" sjmode destijds de kerk in boeien geslagen heeft.

Maar 't wordt dan tijd, geloof ik, dat men, waar zóó gesproken wordt, eens Ezechiël 18 enJer. 3 1 weer gaat lezen. Vooral met de historische achtergronden erbij. Men redeneert herhaaldelijk ongeveer net zóó, als de Joden in ballingschap: onze vaderen hebben zure druiven gegeten — Willem I, en de rest — en de arme kindertjes (wij zijn die „Ijloeden-vankinderen"), die hebben stompe tanden ervan gekregen. Ze staan in puur zelfmedelijden tegen mekaar te grienen, die arme kinderen. Maar Ezechiël plus Jeremia (31) donderen: houdt op met den onzin. U bent allemaal zelf verantwoordelijk. Een synode is trouwens geen Nebukadnezar of Hitler, die stumpers in ballingschap stuurt, zooals Ezechiël's tijdgenooten ballingen waren. Trap dan toch tegen een synode, die geen synode is. En maak u vrij, dan HEBT GE WEER EEN SYNODE.

Wat is die beweerde „m o e d e r" ? Een moeder is iemand, die kinderen baart. Door het Woord. Met andere woorden: inzooverre het Woord verh i n d e r d wordt te werken, houdt wat men kerk noemt óp, moeder te zijn. En wie dan weer voor het Woord plaats maken willen, en dat dan ook gaan dóen, want ze zijn rechthebbende vanwege hun God, die worden weer vergaderd door en om het Woord; zij zetten de kerk voort, want er wordt dan weer gebaard door 't evangelie.

Mijn bezwaar is dus, dat men •— den rechter in den arm nemende zonder eerst zelf-te-werken — gevaar loopt, zich te gedragen als ware men machteloos. Dit echter i s een geloovige geen seconde. Hij moet alleen maar niet „naar wind en weder zien", zijn reformatiepoging opschortende, tot hij een kansvan-slagen heeft. Want dat wordt altijd mis.

Het gevaar is dus, dat men, eigen reformatie opschortende tot, of afhankelijk stellende van de kansen, die men meent te hebben, zich gevangen geeft i n de poging om zich te bevrijden. Als ik een rechter vraag: doe dit, spreek dat uit, leg die boete op aan den opponent, verbied hen in naam der koningin zoo en zus, en hij doet het, wat dan? Zijn dan de hervormden van vandaag uit den brand? Ze zullen zeggen: neen, want dan is de kust weer vrij voor e^n anderen weg, dien we zoeken voor de genezing van de „kranke moeder". We hebben moeders ziekbed niet verlaten (al hebben we ze wel een rechter en een deurwaarder op haar dak gestuurd, terwijl ze daar zoo krank ter neder lag ). Maar loopt men geen gevaar, op die manier de conscienties af te stompen? Met name bij de jeugd? Als ge haar weet warm te krijgen voor een principieelen aanpak, dan zal zij des te krachtiger reageeren, indien daartegen verzet komt. Maar als ge de jeugd gewent aan een practijk van kansen-wegen, van juridische uitwegen zoeken, en ge hebt dan op één puntje een met spanning verwachte procedure gewonnen, wel, dan zal het daarna, na de behaalde zegepraal, een heele toer zijn, de jeugd te doen beseffen: nou moet je niet eens blij wezen, want nu begint de strijd opnieuw. Ze zal zeggen, dat ze dacht, dat het niet netjes was, een behaalde zege niet te vieren. En dat een mensch nu ook eens een keer tevreden moest kunnen wezen.

Procedeeren kan dus zijn nut hebben, zie ons eerste artikel. Maar als men niet eerst, en vóór alles zelf zijn rechten (keerzij van plichten!) neemt, en niet zelf haS, t, wat men als grief tegenover den ander voor den rechter brengt, dan is de aanhangigstelling eener procedure zelf al een gevaar, en het eventueele winnen ervan ook.

Als een rechter zeggen kan: u hebt allemaal jaren achtereen vrede gehad met een practijk als die ge nu veroordeelt, en ge vangt, nu ge de kans schoon ziet, de synode op een paragraafje, maar laat u zelf niet vangen door uw belijdenis, die ge zegt te eeren, dan zijt ge vliegenvangers van elkaar, maar geen menschenvisschers in de wereld, geen kinderen van moeder, geen moeder van kinderen, maar een groep van erfgenamen van een inboedel, die u allen aanlokt, terwijl dan diegenen onder u die zeggen: de kerk moet kinderen baren door het evangelie, het verwekken van die kinderen rustig uitstelt tot dat de boedel is verdeeld. Maar wie geen kinderen wil wekken voordat hij een mooi huisje heeft, die zal zien, dat de communisten hem vóór z ij n. Tot met de Zondagsschool; daar heb­ ben ze óók al verstand van.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

RECHTER OF RECHTHEBBENDE ?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's