GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Feest van „'t fijne puntje zien"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feest van „'t fijne puntje zien"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice,

Een ouderling is me bekend, die tegenover een jongen dominee, kort voordat hij voor 't eerst in de • gemeente van dien ouderling op Pinksteren preeken moest, de , , aanmoedigende" opmerking plaatste: ik heb nog nooit een goeie pinksterpreek gehoord.

Of dat behalve „aanmoedigend" mèt ook aanmatigend zonder aanhalingsteekens was ? De dominee-in-kwestle heeft zich er niet over uitgelaten. Hij heeft wel verklaard, dat het op hem aanwakkerend gewerkt heeft. Hij heeft, begrijp ik uit zijn mémoires, mede in die presbyterale opmerking aanleiding gevonden, zich een beetje meer te verdiepen In de beteekenis van de , , christelijke feestdagen". Ik geloof, dat hij bij het spreken daarover, zoo iets mompelde over „openbarings-of hellshistorie". Of dacht je misschien, dat de volgorde van de woorden anders wezen moet ?

Over dien ouderling wou ik het niet hebben. Die heeft later, toen 't er op aankwam, de Pinkster-boodschap te gehoorzamen in vrijmaking niet alleen van hiërarchie maar ook van valsche criteria in de kerkvergadering, heelemaal verstek laten gaan. Dat geeft mij achteraf den indruk, dat hij in dat gesprekje met zijn jongen dominee toch ook wel een beetje aanmatigend geweest is.

Maar wat kan die ouderling of dominee ons verderophouden? De namen •«ertel ik je toch niet. Maar ik

mag Je wel wat vragen, op mfln leeftijd. Welnu, heb Jij al eens goed naar een Pinksterpreek geluisterd?

Plnksterpreeken houden, dat Is moeilijk, zooveel heb Ik van dien dominee wel begrepen.

Maar Plnksterpreekep höören, dat lijkt me minstens even zwaar. Tenminste, als Je „hooren" opvat in den móólen zin van 't woord. Dan beteekent het iets anders dan: 't eene oor In. 't andere uit. 'k Hóórde verleden Zondag iemand zeggen: „oóren zitten eigenlijk van binnen", 't Was er uit, leek me, eer de spreker 't zelf in de gaten had. Maar ik had er wat an, en dat wou Ik Jou meegeven.

Je vindt, dat ik 't aanloopje dezen keer wat lang neem? Kahn maar, 'k val nü met de deur in huis. Ik las deze week iets in een blad, dat naar mijn meening bri zr|n polemieken in de argumentatie permanent te kort schiet. Waardoor? Boor om „'t fijne puntje" als maar heen te loopen. En ineens dacht ik:

Pinksteren-houden, is dat soms déirom voor 99 % — of tel ik nu nog aan den lagen kant? — is dat soms daarom voor 100 % zoo moeilijk, omdat Pinksteren het feest-van-'t-fijne-puntje is ?

Hoe meer ik erover nadenk, hoe verder ik dien kant op schuif met m'n gedachten. De diüvel, als die straks zijn oecumenisch feest wil organlseeren (In de antichristelijke dagen), dan laat hij blazen van tètteretèt; d.w.z. er wordt dan met de trompet geblazen, en met pauken geslagen, en de groote trom wordt geroerd, en met slagzinnen wordt druk gewerkt, en de antichrist krijgt nog meer stenxmen dan de een of andere „leider" in een dictatuur: zulke lieden schommelen volgens hun rapporten ook altijd tusschen de 99 % en de 100 %. Allemaal stemmen op „een stem", niet op „het Woord". De bijbel spreekt ons over het komende tètteretèt-spektakel, als hij ons voorspelt: de wónderen van het Beest. 2 Thessalonicenzen 2. Openbaring 13. Je weet het nog van de J.V. En de antichrist zal zeggen: de repeteerende breuk van 99, 99^ procent blijkt „voor" mij te wezen; dat minimale percentage dat er na die repeteerende breuk nog overblijft, kunnen we wel in Kort Volksgeding verdoemen. De laatste ohristeumenschen, weg ermee. Ze g& dn ook weg, onder voorbehoud echter van Openbaring 11, en die „SJ/j dag" natuurlijk; lees maar eens na.

Maar waar het Beest met zijn tètteretèt opdoemt, om volgers te winnen, daar komt de Geest, om profeten te leeren luisteren, met het suizen-van-een-zachte-stilte. Schall und Rauch — aan de eene zijde. Wort und Hauch — aan den anderen kant. Het Beest houdt feest, en ze brullen tegen de recruutjes: heb Je „de gróóte stukken" al gezien? De Geest leert feest, en God hoort de veteranen bidden: mag ik „het fijne puntje" zien? Want wij zien aan ons in al dit ongeval geen teeken meer van uwe trouw gegeven, niet één profeet is ons tot troost gebleven, geen sterveling weet hoe lang dit duren zal.

Pinksterfeest, het feest van 't fijnè puntje. Het moet je ook maar eens gebeuren, dat God Je — stel, dat Jeruzalem het Rome van 1517 is — op het plein vóór de hoofdkathedraal laat staan op een feestdag onder de du izenden, die van één geest en van één gemoed zijn, en dan van Je verlangt, dat Je hardop erkennen zult: om die en die reden, want öaar ligt nu „'t fijne puntje", moet ik het hoofdaltaar bediend zien worden niet bij dien schitterenden President van de Eeuwenoude Instelling, die nog pas je belastingpenningen voor den eeredienst zonder te bedanken in den zak gestoken heeft, maar daar waar geen enkel altaar meer te zien is, en waar wat doodgewone menschen bij elkaar zitten, een stuk of wat-Achterhoekèrs, in een , , opperzaal", waar ze geen president benoemd hebben, en waar ze niets aan „offeren" doen. Dat valt niet mee — op zóó'n dag in zóó'n gezelschap resoluut het fijne puntje weten. Die windstoot en die vuurtongen op Pinksteren van Handelingen 2 waren maar aanwijzingen, om de menschen op weg te helpen naar de onbehouwen preekstoel, die op straat was. Maar de preek zal „het fijne puntje" doen zien, het fijne puntje van de kerkelijke successie. De kerk met een hoofdaltaar vervuld in een kerk zonder altaar. En de kathedraal met een prachtlgen gebeeldhouwden preekstoel verdrongen door een vergadering, die geen anderen preekstoel nog heeft dan een stoepje op straat.

We zullen dus dat „fijne puntje" altijd scherp voor oogen hebben te houden. Als Kajafas op den pinksterdag zijn f eestprogram weer afwerken wil, Golgotha • achter zich, dan zegt hij, koppig: „de zasik wordt op - den zelfden voet voortgezet". , .Niets veranderd".

Maar God zegt: alles veranderd. De Herder door de schapen ten doode verwezen? De Messias gescheiden van Jezus van Nazareth? Dat beslist! De „Messias-idee", aldus Kajafas, daaraan moeten we vasthouden, en om dat kostbare goed te redden, moeten we den Nazarener vervloeken. Eln op de basis van die welgemeende katho-Ueke verwerping van den Nazarener zullen we dan een oecumenische wereldeenheid stichten onder praesidlum van Israels Toekomstigen Herder.

Tegenover dit alles sprak Pinksterfeest : Jezus van Nazareth, die is de Messias (de Christus). En verder: die dat zeggen en belijden, zijn de kerk; de anderen zijn —zegt Johannes — de antichristen. Het fijne puntje ligt daar. En wat zich tegen deze petra, deze belijdenis van Jezus als Clu: istus, kant, of anders (nog veel gevaarlijker!) die door de apostelen en profeten duideiyk geïnterpreteerde leuze ontdoet van haar liistorlsche interpretatie, dat noemt de bijbel: de Eintichrist. Altijd. Dus ook wanneer het zich vertoont in het formaat van een los van die basis opgebouwde wereldkerk, een oecumenische macht, die in het poUtieke eenheidsstreven een factor van beteekenis, wil zijn. Dagelijks meer.

Jongstleden Zondag noemde een radiopredikant de christelijke feesten bevrijdingsfeesten. Kerstfeest, Paaschfeest, Hemelvaart, Wederkomst, werden bevrijdingsfeest genoemd. Maar Pinksterfeest is het ook. Dat is het feest van de bevrijding van de kerk.

Met besten groet,

t.t.

ADODPHUS VENATOR.

P.S. Een goed vriend schreef mij over dien brief, waarin wij het hadden over de liefde. Mijn correspondent eindigde met verwijzing naar Ibsen's Brand. Brand was in Ibsen's drama een persoon van de wet, van ijzeren consequentie, hard, onmeedoogend, ook voor zichzelf, een man van wèt en nog eens wèt. Maar In den laatsten regel klinkt, als Brand in een storm ondergaat, een stem van boven: HQ is Deus caritatis, Hg is de God der liefde. Brand zou daarmee veroordeeld zijn. En dat niet alleen: de liefde zou toch weer tegenover het strenge recht zfln gesteld.

Ik geloof niet, dat zulke dilemma's ons verder helpen. Tot het strenge recht hoort immers, dat Je liefhebt? Liefde is toch ook gebod? Maar dan zóó als Paulus het bedoelt: niet „een" profetie, maar hèt profeteeren. Net zooals Je zegt: geen Incident, maar de regel, of: geen preek je, maar het prééken, of: geen ultblinkerspreek, maar de regelmatige gemeenschapsdienst van zuiver georganiseerd (!) profeteeren, in een continuen dienst.

Wat Brand betreft, laat inen niet vergeten, dat de Gronlugsche hoogleeraar dr Is. van Dijk, in het Jaar 1900 een merkwaardig contact heeft gehad met dezen Noorschen dichter en dramatlcus Hendrik Ibsen. Hij vertelt ervan in zijn „Gezamenlijke Geschriften", IV, 301/2. Prof. Van Dijk, lang geen kind, had in academlschen kring, lang geen kinderen bij elkaar, uitvoerig gedebatteerd over de beteekenis van Ibsen's Brand.

Veel professoren van Groningen waren erbij geweest. Prof. van Dijk had het zóó gezien: Brand ontbraken twee dingen: a) de kennis van het eigen hart, het klare bewustzijn. Ja zelfs het vermoeden van de solidariteit; b) echte liefde, medelijden met ellendige zondaren. Op liet ontbreken van die twee strandt Brand. Anderen evenwel dachten er anders over. En toen schreef prof. Van Dijk maar een briefje aan Ibsen zelf: hoe is het door tr bedoeld?

Het antwoord op dit schrijven, zoo vertelt prof. Van Dijk, kwam spoedig. In een gesloten enveloppe stak een visitekaartje, groot formaat, en daarop stonden deze woorden:

Cliristiaiiia 27, 11, 1900: Dr Hênrik Ibsen kann grundsatzUch Hire freundliche Frage leider nicht beantworten".

Dat beteekent: het spijt me wel, maar ik kan uw vraag niet fundamenteel beantwoorden. Of: ik kan fundamenteel uw vraag niet beantwoorden.

Ik moet daar vaak aan denken als Ibsen's laatste regel uit Brand: Hij is Deus caritatis, me in de ooren bonst. Want, eerlijk gezegd. Ik heb daar nog al eens over moeten nadenken.

Maar als Ibsen me niet helpen kan, dan laat ik maar liever Paulus zelf vertellen, hoe het is. Niet van Ibsen's drama's, maar wel van Paulus' brieven belijdt mijn kerk de perspiculitas; dat geleerde woord beteekent, zeggen ze, zooveel als: duidelglcheid.

A. V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Feest van „'t fijne puntje zien

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's