GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (V)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is met droefheid, maar ook met dankbaarheid, dat we hier een aanvang maken met de plaatsing van nog enkele vervolgartikelen, welke Prof. Holwerda kort voor zijn sterven voor ons blad heeft klaargemaakt. Droefheid vervult ons hierbij, omdat we weten, dat dit het laatste is, dat Prof. Holwerda voor ons blad gereedmaakte. Maar dankbaar zijn we, omdat ook uit deze laatste artikelen blijkt, hoe Prof. Holwerda de resultaten van zijn studie, welke nu reeds van zo grote betekenis was, op poputoire wijze aan ons blad ten goede deed komen.Zoals U zich zult herinneren, is reeds enige tijd geleden een aanvang met deze stof over de nieuwe bijbelvertaling gem, aakt. Reeds vier artikelen waren verschenen. V kunt die vinden in de nummers van Februari j.l.Professor Holwerda zette in zijn artikelen uiteen, dat het niet aangaat de nieuwe bijbelvertaling zonder me.er af te wijzen, doch dat het onze roeping is haar te toetsen. Zijn voorlopige conclusie was, dat uit een oogpunt van duidelijkheid en eerbied de vertalers grote dank verdienen. Aan de hand van uitvoerig tekstenmateriaal heeft Prof. Holwerda genoemde conclusie toegelicht en bewezen, daarbij echter niet nalatend, waar nodig, correcties aan te geven op vertalingen, die volgens hem onduidelijk of ook onjuist zijn.

HOOFDARTIKEL

(ENIGE VOORLOPIGE OPMERKINGEN)

Enkele maanden geleden moest ik, omdat ander werk de voorrang had, de reeks over de nieuwe Bijbelvertaling even onderbreken. Hoewel ik direct al gezegd had, dat op dit ogenblik aan een min of meer volledige beoordeling nog niet te denken viel, wil ik toch graag nog enkele aantekeningen maken ovei' kwe'sties, die bij de toetsing overweging verdienen.

Ditmaal dan iets over de nieuwe vertaling en haar toepassing van detekstcritiek.

Ongetwijfeld weten de lezers wel, dat we onderscheid maken tussen B ij b e 1 critiek en tekst eritiek. Bij de eerste denken we aan het bedrijf van mensen, voor wie de bijbel geen absoluut gezag heeft. Zij maken op grond van allerlei eigenwillige criteria uit, wat 'echt' is en wat niet. Schriftcritiek betekent dan ook altijd, dat men de schaar zet in de bijbel, zoals die ons gegeven is, en eigenlijk zélf uitmaakt wat als Heilige Schrift gelden zal. Terecht hebben de Gereformeerden daarvan nimmer iets moeten hebben.

Anders staat het evenwel met de tekst - critiek. Dat is een zeer noodzakelijke en gelovige arbeid. We staan nu eenmaal voor het feit, dat de verschillende handschriften en de oude vertalingen allerlei verschillen vertonen. We behoeven dat op geen enkele ma­ nier te overdrijven. Meestal betreft het slechts kleinighedsn, waardoor de betekenis niet wezeiilijk wordt beïnvloed, Het is vaak verschil van een letter of een woordje; het zakelijke onderscheid is dan meestal onbeduidend. Soms zijn de verschillen iets groter; ik denk aan het slot van Mc. 16, dat in sommige handschriften heel anders luidt; aan een pericoop als Joh. 7 : 53^—8 : 11, die bij meerdere ontbreekt, enz. Doch zelfs dan is er helemaal geen reden om te schrikken, en te doen alsof de bijbeltekst uiterst onzeker is. Want of het slot van Mc. 16 oorspronkelijk is of niet — daarmee verandert allerminst het karakter van het evangelie.

Niettemin, juist omdat het de bijbel aangaat, is het een loffelijk pogen om te trachten tot in détails de oorspronkelijke lezing vast te stellen. Soms is er in bepaalde handschriften een fout ingeslopen, omdat, men twee letters, die erg veel op elkaar leken, verwarde; het 'papier' waarop men schreef was ook aan slijtage onderhevig, met als gevolg, dat bepaalde fragmenten minder goed leesbaar werden. Ook krijgen we meermalen de indruk, dat de afschrijvers wel eens een beetje last hadden van slaperigheid, zodat ze een woord of een hele regel oversloegen.

We zullen het er over eens zijn, dat een serieuze poging om zo dicht mogelijk het allereerste manuscript te benaderen, alle eerbied verdient; en dat dan ook bij eventuele nieuwe vertalingen met de resultaten van die arbeid rekening dient te worden gehouden.

Expres zei ik, dat die tekstcritische arbeid, die men aan een nieuwe vertaling ten grondslag legt, serieus moet zijn. Er is een tijd geweest, waarin men — om me nu maar tot het Oude Testament te beperken — de waarde van de hebreeuwse tekst vrij gering achtte, en de tekst die ten grondslag lag aan de griekse vertaling (de z.g. Septuaginta) veel hoger taxeerde. Soms ging men nog verder: en nam men als maatstaf eigen oordeel over wat er eigenlijk gestaan zou moéten hebben, ook al was er geen enkel handschrift dat het vermoeden van tekstbederf wettigde. Men kan dan soms ook in allerlei commentaren de meest vidlde pogingen tot tekstverbetering ondernomen zien. Er zijn geleerden die over een grote fantasie beschikken, wat niet erg is; maar het wordt natuurlijk wel bedenkelijk als men dan maar willekeurig de tekst verandert, en dat product van eigen fantasie uitgeeft voor de 'oorspronkelijke' tekst.

Naderhand is men wel tot betere gedachten gekomen. Over het algemeen acht men de hebreeuwse tekst uiterst betrouwbaar, al betekent dat niet dat men aan een feilloze hebreeuwse tekst gelooft, en al wil men af en toe ook wel de mogelijkheid toegeven dat één der oude vertalingen een betere lezing bewaard heeft.

In ieder geval zal het duidelijk zijn, dat ook bij een nieuwe ' vertaling als eis gesteld moet worden, dat men zich onthoudt van willekeurig en eigenmachtig en ongemotiveerd aantasten van de tekst, die men in het Hebreeuws voor zich heeft.

Nu kan ieder, die iets van deze dingen weet en in staat is om de geboden vertaling te controleren, onmiddellijk constateren, dat de commissie hierbij uiterst behoedzaam is te werk gegaan. Een enkele maal heeft ze gebruik gemaakt van nieuwere gegevens; soms blijkt ze aan een oude vertaling de voorkeur te geven; maar meestal houdt ze zich aan de overgeleverde hebreeuwse tekst, zelfs daar waar toch de vrees dat de tekst bedorven is, gewettigd is. De voorzichtigheid der vertalers, ook in deze, valt m.i. te prijzen. We moeten een vertaling hebben, die steunt op feitenmateriaal. En niet één die rust op een zeer subjectieve waardering van handschriften en oude vertalingen. Wat dat betreft, acht ik deze vertaling beter dan de bekende Canisius-vertaling, die van roomse zijde in 't licht werd gegeven. Beter is het een ietsje té voorzichtig te zijn dan zichzelf en de lezers ten prooi te doen vallen aan allerlei vrijheden, die men zich ten. aanzien van het oorspronkelijke veroorlooft.

En natuurlijk was het ook hierbij wel weer een factor van betekenis, dat er een vrij grote commissie was, die de verantwoordelijkheid droeg. Was de vertaling het werk van één man, dan kon hij uiteraard zijn eigen oordeel over de juistheid van een lezing maatgevend maken. Maar hier waren er velen, die waarschijnlijk in concrete gevallen verschillend zullen hebben geoordeeld, en het tenslotte met elkaar eens moesten zien te worden. Alleen al door dit was men wel genoodzaakt allerlei persoonlijke wensen en overtuigingen het zwijgen op te leggen, en zich te schikken naar de meerderheid. De samenstelling der commissie was als zodanig reeds een rem tegen anders mogelijke willekeur en al te grote vrijheid.

Even natuurlijk is het echter, dat wanneer je voor je zelf in bepaalde gevallen tot een verantwoorde beslissing zoekt te komen, zulk een persoonlijk oordeel wel eens anders kan uitvallea dan dat der commissie. In bepaalde gevallen zeg ik persoonlijk: ik denk er anders over. Maar laten we nuchter zijn: we zullen wel nooit zover komen, dat allen het eens zijn over de juistheid van een lezing. Daarvoor is de onzekerheid op meerdere plaatsen te groot, en wegen de argumenten vóór en tegen te sterk tegen elkaar op.

Om nu maar weer een voorbeeld te kiezen, waar ik de keus der commissie zeer gelukkig acht: ik denk aan 1 Sam. 13 : 21. Dat is een tekst uit een verhaal, dat handelt van de verdrukking der Israëlieten door de Filistijnen. In de vorige verzen is gezegd, dat de Filistijnen, uit angst dat de Israëlieten anders wapens zouden gaan fabriceren, het hele smidsbedrijf in Israël verboden hadden. Dat bracht natuurlijk voor de Israëlieten grote bezwaren met zich mee. Ze konden geen wapens voor de oorlog meer maken, zoals zwaard en spies; maar ze zaten nu ook te tobben met de vervaardiging en reparatie van allerlei vredeswerktuigen. De boeren hadden ploegen en houwelen nodig; en voorts moesten allerlei gereedschappen van tijd tot tijd worden geslepen. Allemaal dingen, waar een smid aan te pas moest komen. Toen de Filistijnen dus alle smederijen in het land sloten, zat er voor de Israëlietische landbouwers niets anders op dan met hun werktuigen naar de smeden van Filistea te gaan.

Dan zegt vers 21 (volgens de St. Vert.: ): 'Maar ze hadden tandigè vijlen tot hun houweelen, en tot hun spaden, en tot de drietandige vorken, en tot de bijlen en tot het stellen der prikkelen'. Het maakt de

indruk, dat ze, om te ontkomen aan de noodzaak om voor elke reparatie zich bij een filistijnse smid te vervoegen, zich behielpen, en met behulp van tandige vijlen zelf hun gereedschappen scherp trachtten te maken. Alleen kari men dan al direct vragen: waarvoor moesten die vijlen dan tandig zijn? Ik kan me voorstellen, dat iden met vijlen een werktuig scherp maakt. Maar tandige vijlen lijken me minder doelmatig. Ik heb zo de gedachte, dat men daarmee ploegen en spaden eerder verknoeide.

Daar komt nog bij, dat eigenlijk niemand raad wist met de hebreeuwse tekst. De Statenvertalers hebben zich zo goed en zo kwaad als het ging uit de moeilijkheid trachten te redden; maar ook zij gaven geen vertaling, omdat eenvoudig de tekst zoals die er lag onvertaalbaar is. Het zat o.m. vast op het hebreeuwse woord 'p i m'. Vrij algemeen dacht men daarbij aan een woord, dat 'mond' betekent, en zo kwam men op de gedachte van 'tand'. Maar het was toch maar een raden, waartoe men zijn toevlucht nam. Hier is nu één van de gevallen, waar de opgravingen nieuw licht hebben gebracht. Men vond nl. ergens gewichten met het woord 'pim' erop. En bij wegen bleek, dat ze allemaal vrijwel 71/2 gram wogen, of in israëlietische verhouding 2/3 van een sikkel. Toen zag men al heel gauw, dat er verder op in ditzelfde vers een enigszins verminkt woord voorkwam, dat toch te herkennen viel als 1/3 sikkel. Toen was de rest van de tekst vrij eenvoudig. Nadat vs 20 had gezegd, dat men voor alle werktuigen naar filistijnse smeden moest gaan, vervolgt vers 21 nu: 'De prijs nu was twee derde sikkel voor de zeisen en de ploegscharen, en een derde sikkel voor de hakken en de bijlen, en voor het vastzetten van de prikkels'.

Dan zegt dit vers dus, dat Israël niet slechts geen kans kreeg om zich wapens te vervaardigen, maar ook alle smidswerk, dat aan landbouwwerktuigen moest gebeuren, erg duur moest betalen. Want we weten wel niet precies, hoeveel een sikkel in onze munt waard zou zijn geweest; daarbij zijn ook nog Weer allerlei wisselende factoren van invloed. Maar als we ons herinneren, dat de Leviet die Micha in dienst nam, behalve kost en kleding een jaarloon van tien sikkelen ontving en blijkbaar daarmee een zeer behoorlijk traetement kreeg, dan is onmiddellijk duidelijk, dat de Filistijnen de Israëlietische boeren ongehoorde prijzen lieten betalen. Natuurlijk waren alle gereedschappen bij een steenachtige bodem als Palestina heeft in korte tijd weer bot geworden. Wanneer een landbouwer eenmaal per jaar elk van de genoemde werktuigen naar de smid bracht, kostte hem dat al meer dan 1/5 van het jaarloon van die Leviet. M.a.w. als het traetement van een dorpsdominee vandaag laat ik zeggen f4000.— bedraagt, dan kostte naar die maatstaf het slijpen van een zeis, een ploeg, een bijl en nog enkele dingen al over de f 1000.—. De Filistijnse druk bestond dus ook in afpersing en uitzuigerij, en Israël moet dan ook in die tijd wel sterk zijn verarmd.

Inplaats van een duistere tekst krijgt men hier dus een flits, die een fel licht werpt op de moeiten, waar­

onder het volk Gods toen zuchtte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (V)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's