GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GOEDE ORDE?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GOEDE ORDE?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEI.

Korte Verklaring van de Kerkorde der Geref. Kerken, door Ds Joh. Jansen, 3e vermeerderde druk. J. H. Kok N.V., Kampen 1952.

Dit populaire handboek, door de Uitgever voorbeeldig verzorgd, bevat ontegenzeggelijk veel goeds. Toen ik het echter doorlas, werd ik onwillekeurig herinnerd aan do bekende critiek van de man, die op de eerste bladzijde van een hem toegezonden werk schreef: „Dit boek bevat veel goeds en veel nieuws." Doch op pagina 2 er aan toevoegde: , , Jammer maar, dat het goede niet nieuw, en het nieuwe hiet goed is."

Het goede in deze Korte Verklaring is niet nieuw. 't Kwam al voor in de eerste druk van 1923. De tweede editie bracht wat nieuws en wat slechts: de neerslag van de anti-Schriftuurlijke en anti-confessionele hiërarchische theorieën, door Dr H. H. Kuyper verkondigd, en door Dr Nauta en de synoden der gebonden kerken slaafs gevolgd en in praktijk gebracht. Terwijl in deze derde druk (waarvan, volgens het Voorbericht, "Dr Nauta vóór het afdrukken de proeven heeft nagezien) wat niet goed is, blijkt gehandhaafd en uitgewerkt te zijn.

Dit spijt me zeer, èn voor de gebonden kerken, èn voor de schrijver. Voor de gebonden kerken: het „nieuwe kerkrecht", in dit veelgebruikte boek gepropageerd, volgt principieel precies. dezelfde koers als het huidige hiërarchische kerkrecht van de Ned. Herv. Kerk. Begrijpen de leiders in de gebonden kerken nu waarlijk niet, dat ze op deze wijze hard meewerken aan een toekomstige fusie met de Herv. Kerk, en bezig zijn, de kerkleden daarvoor te praepareren? De denk hier aan de vraag (eind 1944) van 'n vooraanstaand synodocratisch man: , , Waar zouden die bezwaarden, die zich aan de synode niet willen onderwerpen, straks terecht komen, in de Christelijke Gereformeerde of in de Hervormde Kerk? " Als God het niet verhoedt, zien we nog eens de gebonden kerken, althans voor een aanzienlijk deel, terecht komen in de Hervormde Kerk.

Wat een verantwoordelijkheid, ook voor de auteur van deze Korte Verklaring! Hij deelde eens mede op een vergadering waar schrijver dezes mede tegenwoordig was, dat hij bij zijn studie over het kerkrecht eerst volgde de opvattingen, gangbaar in de kerken der Afscheiding. Dat hij daarna geheel gewonnen werd voor het Doleantie-kerkrecht, gelijk het met name door Dr F. L. Rutgers werd geleerd. Maar dat hij ten slotte onder sterke aandrang van Dr H. H. Kuyper zich had aangesloten bij diens zienswijze. Zo draaien we. En de gebonden kerken, waarin volgens de recente klacht van dr Schelhaas vooraanstaande mannen blijk geven de zin van het Geref. kerkrecht niet te verstaan (zij verkondigden, aldus dr S., enormiteiten, en tasten wezen en grondslag van het Geref. kerkrecht aan) draaien willig mee om deze laatste tour de force.

't Gaat hier niet aan, alle bezwaren tegen Ds Jansen's boek stuk voor stuk te noemen: slechts enkele essentiële punten. Op bl. 135 wordt ter adstructie van de mening, dat Handelingen 15 van een synode spreekt, zoals zonder reserve geschiedt door Dr Gros­ heide in zijn Kommentaar op de Handelingen en minder kras door Ds Jansen, aangehaald de uitspraak van Calvijn: „hier wordt ons van Godswege de grondvorm en de regel voor het samenroepen van synoden voorgeschreven, wanneer zich geschillen voordoen, die anders niet bijgelegd kunnen worden." Punt. De zaak schijnt hiermee voor de heren, zoveel Calvijn betreft, afgedaan. Maar waarom citeert men niet verder? Want leest men zijn Institutie, dan blijkt Calvijn's opvatting van een synode of concilie geheel verschillend van 't geen men er thans onder wil verstaan. Daar drukt Calvijn zich (IV, 9) immers aldus uit, dat alle concilies onderzocht moeten worden met de weegschaal van mensen en engelen, namelijk het Woord des Heren. Werpt men hem tegen: „ge drukt zo alle conciliën neer, zodat het een ieder vrijstaat om aan te nemen of te verwerpen, wat de conciliën hebben vastgesteld", dan antwoordt Calvijn: „allerminst, maar ik zou willen, dat men telkens als men het besluit van een of ander concilie te voorschijn haalt, eerst naarstig overwoog in welke tijd het gehouden is, waarom het gehouden is, en met welke bedoeling en hoedanige mensen aanwezig geweest zijn; vervolgens dat men datgene, waarover het gaat, naar de regel der Schrift onderzoekt, en dat wel op deze wijze, dat het besluit der conciliën zijn gewicht hebbe, en als een voorlopig oordeel (praeiudicium) zij, maar toch niet het onderzoek, waarover ik sprak, verhinderde." Calvijn ziet dus een synodebesluit als een praeiudicium, als een voorlopig, voorgaand oordeel. Dat betekent: het volgend oordeel, het beslissend eindoordeel, is het recht van de aan Gods Woord getoetste consciëntie van ambtsdragers en overige kerkleden. Van een synodale macht gelijk waaraan men zich thans in de gebonden kerken onderwerpt, wil Calvijn alzo absoluut niet weten. — En als Ds Jansen uit den treure, op één bladzijde, 168, niet minder dan drie maal, verkondigt: de synodebesluiten hebben bindende kracht, want in Hand. 16 : 4 worden de Jeruzalemse besluiten dan toch maar dogmata, d.i. ordonnantiën genoemd, dan vergeet men daarbij stereotiep het saillante punt, n.l. dat op de vergadering van Hand. 15, IN ONDERSCHEIDING VAN ALLE SYNODEVERGADERINGEN, de Apostelen tegenwoordig waren, en deze vergadering zonder zich te vergissen doen kon, waartoe volgens Ds Jansen zelf geen enkele kerkelijke vergadering daarna gerechtigd is (als zijnde feilbaar, deze druk, bl. 137), n.l. proclameren: „Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht" (Hand. 15:28).

Op bl. 166 en 167 betoogt de schrijver, dat Christus aan de plaatselijke kerk drieërlei macht schonk: de leermacht, de regeermacht en de tuchtmacht. Best. De kerkeraad van A oefent dus die macht uit over kerk A, die van kerk B over kerk B, die van kerk C over kerk C enz. Maar nu komen die kerkeraden samen door hun afgevaardigden in meerdere vergadering. Wat geschiedt er nu? Wel, zegt Ds Jansen, in die meerdere vergadering gebeurt iets ongewoons. Daar krijgt de kerkeraad van A ook macht (dezelfde macht die hij had over kerk A) over kerk B, kerk C, kerk D enz. Wel, zou men zeggen, dat is toch wat wonders. Waar halen die kerkeraden, of liever htm afgevaardigden, die macht vandaan? Kijk, zegt Ds Jansen, dat zit zó. In die meerdere vergaderingen brengen de kerkeraden hun macht samen. Daar is dus cumulatieve macht. En zo hebben de generale synoden leermacht, regeermacht en tuchtmacht over alle kerken, principieel en in wezen dezelfde macht, welke Christus rechtstreeks aan de plaatselijke kerken schenkt en door middel van afvaardiging in de meerdere vergadering samenbrengt. Die macht is een van de kerken afgeleide, en nu in meerdere vergaderingen saamgebrachte of gecimiuleerde macht.

Ja ja, zeggen we, dat is uw bekende synodocratische theorie. Maar mogen we, met voorbijgaan aan Uw tevergeefs, Tvijl apert onjuist gebleken beroep op Hand. 15 en 16 : 4, eens weten waar de Schrift deze dingen leert? Waar staat het, en noeln nu maar op: dat de opzieners van de kerk van Corinthe ooit macht krijgen over de kerk van Rome, of die van Antiochië over Derbe of Lystra, of die van Sardes over Filadelfia? Als de apostel Paulus de kerk van Corinthe een lichaam van Christus noemt (1 Cor. 12 : 27, vertaling Grosheide, dat is dus qua lichaam een zichtbare grootheid, terwijl Ds Jansen herhaaldelijk de plaatselijke kerk noemt een openbaring van Christus' lichaam, welke onschriftuurlijke uitdrukking de kerk aanstonds in de wolken zet, en die door Dr A. Kuyper gebruikt werd als hulplijntje voor zijn pluriformiteitstheorie); als nu de apostel Paulus de kerk van Corinthe een lichaam van Christus noemt, met door Christus geschonken eigen ambtsdragers, aan dat speciale lichaam toegewezen, waar staat dan dat Christus die ambtsdragers gelijke macht geeft over andere lichamen, waartoe ze niet behoren? Heeft iemand in de kerk recht, aan een buitenstaander autoritatieve macht over die kerk te verlenen? Heeft een predikant het recht, aan een andere predikant dezelfde macht te verlenen over zijn gemeente als hij zelf bezit? Heeft een kerkeraad het recht, tot afgevaardigden, op wier keuze hij in 't minst geen invloed kan uitoefenen, te zeggen: nu SCHENKEN wij U dezelfde leer-, regeeren tuchtmacht over de gemeente, als wij zelf ONT­ VINGEN, terwijl die afgevaardigden geheel buiten die plaatselijke kerk staan, door die gemeente (en mitsdien door God zelf) daar NIET geroepen zijn, ja die gemeente in verreweg de meeste gevallen niet eens kennen? Op bl. 30 van zijn boek zegt Ds Jansen: , , De Schrift leert, dat wij het ambt niet zelf kiezen, maar dat Christus er ons toe roept door Zijn gemeente, Hebr. 5:4: En niemand neemt zichzelven die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs Aaron." Juist. Christus roept door Zijn gemeente. Maar bij de synodocratie krijgt de gemeente wel boven zich ambtsdragers met volledige ambtsbevoegdheid •— maar de gemeente heeft hen niet geroepen, wist vóór de samenkomst van de desbetreffende meerdere vergadering niet eens, welke „ambtsdragers, toegerust met volledige leer-, regeer- en tuchtmacht" over haar zouden gaan heersen. En als Christus niet riep, wat is dan de uitoefening van heel deze puur theoretische machts-cumulatie anders dan brutale aanmatiging?

Op deze wijze wordt de vrijheid en zelfstandigheid der plaatselijke kerken, die zelfstandige kandelaren (niet één luchter met 7 armen) uit Openb. 1 : 12, 13,

20, elk met een eigen door Christus geschonken licht, radicaal opgeheven en uitgeschakeld. Tot drie naaal toe (1520, 1834, 1886) heeft de Here onze God Zijn kerken bevrijd van het hiërarchische juk. Nu laat men het zich, óp gezag van de leiding, weer rustig opleggen. Wie mee leiding geeft, zoals de schrijver van dit boek, w e t e toch, w a t h ij aandurft!

Wie in Zijn kerken Christus alleen wil laten heersen, en daarom alle papale en synodale macht boven de kerken verwerpt, kan niet verder gaan dan het praeiudicium van Calvijn, door de kerken hier te lande in de aanvang der Reformatie principieel aanvaard, al kwamen er in de praktijk misslagen voor. Men zag de grote betekenis van het ratificerings-recht, zoals dat b.v. gezien werd door Festus Hommius, de bekwame bestrijder der Remonstranten, door Dr Kaajan een der sierlijkste leden van de Dordtse Synode genoemd. Hommius zegt: „De besluiten der Conciliën moeten de Kerken niet voorgehouden of opgedrongen worden als bevelen der Overheid en Perzische ordinantiën. Maar de handelingen van het gehouden Concilie moeten aan alle Kerken gezonden worden, opdat ze door haar, naar de regel van Gods Woord, onderzocht, en zo ze bevonden worden daarmee overeen te stemmen, goedgekeurd, en alzo ten laatste van de goedkeurende Kerken, gewillig en eenstemmig, niet tegen haar wil en gedwongen, aangenomen worden. Want de Kerken hebben haar conscientiën aan het oordeel van haar gedeputeerden niet verbonden, noch hun volkomen macht gegeven, in haar naam al wat het zou zijn, te besluiten; maar de conscientiën blijven altijd aan het enige Woord Gods verbonden en wanneer zij bevinden, dat de handelingen en besluiten van de gedeputeerden hiermee overeenstemmen, dan moeten alsdan eerst de Kerken ze voor bondig houden en toestaan."

Een allerzonderlingste redenering geeft de schrijver ten beste bij art. 36 K.O. als hij vraagt: „Is het gezag van de kerkeraad over de gemeente principieel van een andersoortig karakter dan het gezag van de classis over de kerkeraad enz.? " Daarop geeft Ds Jansen ten antwoord: „Dat meent men wel, omdat de lijn niet wordt doorgetrokken van de kerkeraad over de gemeente. Maar dat is een misverstand. Er is hier sprake van de vier kerkelijke samenkomsten. Stond er nu onder de kerkeraad nog een vijfde, n.l. een gemeentevergadering met eigen regeermacht, dan zou het art. moeten luiden: 't zelfde zeggen, dat de kerkeraad heeft over de gemeentevergadering, heeft de classis over de kerkeraad. Maar zulk een gemeentevergadering met eigen regeermacht kent de Schrift niet."

Hier is echter niet alleen het Gereformeerd Kerkrecht, maar ook de logica — sit venia verbo — op hol. De schrijver wil uit art. 36 bewijzen, dat het gezag der meerdere vergaderingen een ambtelijk-bindend karakter draagt, principieel gelijk aan het ambtelijkbindend gezag dat de kerkeraad heeft over de gemeente. Nu zegt men tot hem: hadt gij gelijk, dan moest er staan: 't Zelfde gezag dat de kerkeraad heeft over de° gemeente, heeft de classis over de kerkeraad enz. Maar dat staat er niet. Juist waar het voor U op aan zou komen, dat eerste begin: , , 't Zelfde gezag dat de kerkeraad heeft over de gemeente" wordt in 't artikel niet gevonden. Uw stelling gaat dus niet op. — En nu het verbluffende antwoord van Ds Jansen: Ja, maar dat kan ook niet, want de gemeente is geen kerkelijke vergadering!

Ook zou Ds Jansen bewaard zijn gebleven voor de foutieve verklaring van dit artikel, wanneer hij b.v. van 't geen opgemerkt is in „De Ratificeering der besluiten van meerdere vergaderingen", bl. 13—^15 en de noten, waar de historie van dit artikel en de betekenis van de term „zeggen" breedvoerig met de stukken wordt aangetoond, voldoende nota had genomen.

We rekenen ons ontslagen van de taak, de onjuiste verklaring van b.v. art. 31, 50, 79 nader te toetsen — dit is al talloze malen geschied, en deze recensie zou bovendien veel te lang worden.

Wie van Ds Jansen's kerkrechtelijke arbeid wil profiteren, gebruike niet deze derde, of de tweede, maar de eerste druk. Deze derde editie is op vitale punten contrair aan de goede orde, in de gemeente van Chris­

tus te onderhouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's

GOEDE ORDE?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's