GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1914 - pagina 150

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1914 - pagina 150

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

140 FARRAGO

nen gaan, een videzen, dat, eene eenheid vormende, toch met zeer

onderscheidene gaven en krachten toegerust is. En tot die gaven

behoort ook de zin voor schoonheid, het welbehagen aan de

verschijning, de vreugde der aanschouwing. Maar deze aangebo-

ren aesthetische „Urtheilskraft" is, evenals alle andere zooge-

naamde ideae innatae, niet anders dan een vermogen en een drang,

die onder inwerking der buitenwereld tot actie komt, en daarom

bij de verschillende volken en menschen, in onderscheidene

plaatsen en tijden eene zeer verschillende gestalte aanneemt.

Maar wat aan al die verscheidenheid en tegenstrijdigheid ten

grondslag ligt, dat is altijd eene aesthetische verhouding, waarin

de menschheid staat tot de omgeving, waarin hij leeft. Er is geen

volk zonder eenigen, zij het ook primitieven schoonheidszin;

geen volk ook zonder eenige, naïeve kunst; alle kunsten komen

in eenvoudige vormen reeds bij de zoogenaamde natuurvolken

voor; en alle zijn ze opgebouwd uit elementen en geconstrueerd

naar wetten, die wij ook in hare hoogere ontwikkeling op-

merken.

Deze schoonheidszin wortelt niet in de zinlijke waarneming,

noch ook in het lager kenvermogen. Natuurlijk werken deze bij

het ontstaan der schoonheidsgewaarwordingen wel mede, evenals

ook in de wetenschap nihil est in intellectu, quod non prius

fuerit in sensu; maar het schoone als zoodanig wordt toch niet

door het zinlijk oor en oog en door het lager kenvermogen, maar

alleen door den geest des menschen gekend; het is immers zelf

in de eerste plaats, evenals alle idee en norm, geestelijk van

aard, en alleen het verwante kent elkaar. Maar verder is de

schoonheidszin ook niet louter eene eigenschap of werkzaamheid

van het hooger kenvermogen, van verstand en rede; want te

weten, dat iets schoon is, is nog iets anders, dan het te zien,

te voelen, te genieten. Er is dikwerf een hemelsbreed verschil

tusschen een echten paedagoog en een beoefenaar der paedago-

giek, tusschen een menschenkenner en een wetenschappelijk

psycholoog enz., en zoo ook tusschen een genieter van schoon-

geid en een aestheticus. Leven en weten zijn twee. En dat niet

alleen; maar zooals er aan de eene zijde geen enkel normaal

mensch is, die van allen schoonheidszin is ontbloot, zoo is er

aan den anderen kant niemand, wiens schoonheidszin in alle

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914

Studentenalmanak | 236 Pagina's

Studentenalmanak 1914 - pagina 150

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914

Studentenalmanak | 236 Pagina's