Studentenalmanak 1926 - pagina 165
SAPPHO 153
Wij zien haar geprikkeld. Telkens komt weer de „emoti-
oneele" terug. Aan Atthis wordt verweten, dat ze naar An-
dromeda, de medcdingster!, wil gaan, en niet meer aan
Sappho denkt. Atthis doet dat! Is het een wonder, dat het
straks zal heeten: „Die ik goed doe, die doen mij 't meeste
kwaad", Allard Pierson's „wat wij liefhebben, is altijd de
bron van ons lijden", met een treffender melancholie.
Maar hieruit heft haar trots haar op. Zij weet, door de
Muzen begiftigd te zijn. Na haar dood wil ze niet beweend,
want ,,doodenklacht past niet in het Muzenhuis", De Muzen
hebben haar eer gebracht, toen ze haar werken aan haar
overgaven. Vol zelfbewustzijn klinkt het: ,,Nog menigeen
zal aan ons denken!"
Hierin is al veel vrouwelijks; en zoeken we naar dat ééne,
dat voor elke vrouw zoo heel belangrijk is, dat vinden we
ook bij Sappho, Is het al niet hierboven, in het gedicht over
Atthis, de zoete herinnering aan bloemen en een parfum?
Bloemen nemen een groote plaats in haar gedichten in. En
toiletzaken hebben haar volle belangstelling. Spottend zegt
ze ergens: „Kom, wees niet trotsch om een ring!" Atthis
wil naar Andromeda gaan en echt vrouwelijk is nu wel deze
uitval (de twee fragmenten naar Vürtheim met elkaar in
verbinding gebracht); ,,Welke boerenvrouw betoovert je
geest, die niet eens weet, haar kleed goed over de enkels
te laten vallen?" ^)
^) Men veroorlove een kleine digressie. In zi)n mooie boek „Die
Kunst der Griechen" (Leipzig, Hirzel, 1919) bespreekt Arnold von Salis
blz. 69—76 de laatste periode van de archaische kunst, waarin hij
„Manierismus" en „Verfeinerte Art" ziet. Ten bewyze van het in dien
tijd heerschen van „conventiomeele gratie en elegantie" haalt hij dan
het boven vertaalde fragment aan. In dien laatsten tijd van het
archaïsme valt Sappho inderdaad. Hierop doorgaande zouden wij haar
dus eenigermate als „précieuse" moeten denken, 't zij dan niet als een
ridicule. Of hier op zichzelf bezwaar tegem zou zijn, schijnt me moeilijk
te beslissen. Alleen zou, wanneer het werkelijk zoo bleek te zijn, onze
Sappho-interpretatie uit den aard der zaak een radicale verandering
moeten ondergaan. En waar we de Lesbische samenleving van dien tijd
slechts kennen uit Alcaeus en Sappho, is hier weer eens de „herme-
neutische cirkel". Alleen zullen we goed doen, de relaties met Lydiè
niet uit het oog te verliezen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's