GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1966 - pagina 72

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1966 - pagina 72

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

schikking staan. Vandaar dat men moest kiezen voor hoogbouw. Het academisch ziekenhuis, dat met z'n 720 bedden nog dit jaar geopend wordt, is 42 meter hoog. De gebouwen van de faculteit der wiskunde en natuurwetenschappen zijn omstreeks 20 meter hoog (en ze zijn zó gebouwd, dat er zo nodig nog een aantal meters aan verdiepingen bovenop kan komen; trouwens, de ,,capaciteit" van héél dit project kan gemakkelijk met vijftig procent vergroot worden. Het hoofdgebouw, voor de alpha-faculteiten, zal 60 meter hoog worden en moet nog een jaar of vijf, zes op zich laten wachten; men hoopt dat in december 1967 de eerste paal kan worden geslagen. Dit heel summier over wat ir. Doets zegt over de buitenkant van wat op het in Amsterdam gelegen terrein verrijzen gaat, verrijst en al verrezen is. Ik noteer óók wat hij zegt over de laboratoria van de wis- en natuurkundemensen: alle afdelingen onder één dak, want een man die zich met radio-actieve stoffen bezighoudt (voor welke bezigheid er twee verdiepingen onder de grond komen) heeft met een, zeg maar, bioloog dit gemeen dat zij eenzelfde basis, een gelijk uitgangspunt hebben. Ze horen als V.U.mensen bij elkaar. Ik was beknopt over ziekenhuis, laboratoria, klinieken enz. om gelegenheid te hebben wat breder in te gaan op iets wat, als ik goed begrijp, de heer Doets heel na aan het hart ligt: het zgn. provisorium. Dit wordt (is al bijna, want er wordt in razend tempo aan gewerkt) een tijdelijk onderdak van zo'n 33.000 kubieke meter inhoud voor de administratieve diensten, de besturende colleges, de economen, de juristen, de theologen en de centrale intefaculteit — de volgorde is willekeurig. Dit betekent, zegt ir. Doets met nadruk, dat er dit najaar 3500 studenten thuis gaan horen op het V.U.-terrein. Over concentratie gesproken. Neenee, we zijn er dan nog lang niet, want van de veertigplaatsen-in-Amsterdam blijven er dan nog zo'n 18 a 20 over, maar men is een fikse stap in de richting van de zo begeerde complete concentratie gekomen. Nu is concentratie niet een soort van hobby van ir. Doets. Hij vat de draad van het vraagstuk van de interne communicatie weer op. Hij heeft zojuist iets gezegd over het eigenlijk zo erg kleine terrein. Maar, zegt hij nu, dit heeft ook

zijn lichtzijde. Want dit meer-op-elkaarzitten brengt een zekere gezelligheid, In de goede zin van het woord, mee, een soort van plezierige bedrijvigheid, die alleen maar gunstig kan werken. Hij gaat er even, los van het provisorium, op door. Concentratie bevordert een natuurlijke ontmoeting en die ontmoeting tussen werkers aan de V.U. is zo dringend nodig. Thans kijkt men, en dit is gevolg van de zo gespreide huisvesting ,nauwelijks buiten de eigen wetenschappelijk sector, maar straks loopt een theoloog een biochemicus tegen het lijf, en drinkt een sociograaf koffie met een classicus, en hoeft de rector-magnificus niet meer te klagen: ik zie nauwelijks meer een student, want dan is men bij elkaar. Ir. Doets is er de man niet naar om zich in romantische visioenen te verliezen, maar hij verwacht véél van natuurlijke, ongedwongen ontmoetingen: vroeg of laat ontdekken de verschillende vakmensen elkaar, d.w.z. ontdekken ze dat ze bij elkaar horen, omdat ze bij de V.U. horen. Daarom is het provisorium, dat dienst kan doen totdat het ,,echte" hoofdgebouw klaar is, voor ir. Doets méér dan een gelukkige oplossing van een ruimteprobleem. Na ons gesprek rijdt hij nog even met ons langs de staketsels, die al iets laten vermoeden van de omvang van dit provisorium, en hij wijst de heer Faber aan: daar komt uw kamer... Snel terug naar de maquettes. We moeten het terrein op Amstelveens grondgebied nog hebben. Daarop staan de gebouwen die samen het studentencentrum (zullen) vormen en de verpleegstersschool. Die verpleegstersschool is een hoofdstuk apart een heel nieuw type school, dat een eind maakt aan de vroegere situatie, waarin de leerlingverpleegster die 's avonds, moe gewerkt, er nog wat instampen moet en dan nèt heel wat anders als waarmee ze overdag in aanraking komt. Nu zijn theorie en praktijk op elkaar ingesteld; werken en ,,leren" sluiten op elkaar aan. Het studentencentrum: van de ruimte voor 684 studenten is al zóveel klaar, dat er nu al ongeveer 150 studenten wonen. Er komen (zijn dus voor een deel al) drie gebouwen van 8 verdiepingen en 5 van 3 woonlagen. Voorts: een sportcentrum en een zgn. trefcentrum compleet met mensa. Dit was wel bekend (als 't goed is, voeg ik er aan toe, denkend aan ir. Doets' woorden over tekorten in de communicatie).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1966

VU-Blad | 201 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1966 - pagina 72

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1966

VU-Blad | 201 Pagina's